‘Is Roman uw voornaam of uw achternaam?’ vroeg Jane.
‘Zeg maar gewoon Roman, dat is goed genoeg,’ zei hij. Hij maakte het hek open. ‘Volg deze weg. Na vijf kilometer ziet u een meer. Aan de overkant daarvan staat het kasteel. U wordt verwacht.’ Hij gebaarde dat ze mocht doorrijden. ‘Langzaam rijden. Anders loopt u gevaar de beer aan te rijden.’
Ze dacht dat hij Beer bedoelde, de hond van Julian Perkins, maar ze had nog geen honderd meter door het bos gereden toen ze na een bocht in de weg op de rem stond. Een zwarte beer – een échte – stak kalmpjes over met twee welpen achter zich aan. Hun vacht glansde in de zon.
‘Moet je dat zien,’ zei Teddy stomverwonderd.
‘Zoiets kom je in de stad niet tegen.’ Ze wachtte tot het trio in het bos was verdwenen. ‘Ik zie de krantenkoppen al voor me,’ mompelde ze. ‘RECHERCHEUR UIT BOSTON OPGEVRETEN DOOR BEREN.’
‘Beren eten geen mensen.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Zwarte beren eten hoofdzakelijk plantaardig voedsel.’
‘Maar niet uitsluitend?’
‘Nee.’
‘Niet erg geruststellend, moet ik zeggen.’ Ze reed door en vroeg zich af wat er nog meer uit het bos zou komen. Wolven. Poema’s. Eenhoorns. In dit woud leek je alles te kunnen verwachten.
Op de achterbank keek Teddy nu klaarwakker uit het raam, vol belangstelling voor wat hij allemaal zag. Misschien was deze school, diep in de wildernis, inderdaad de beste plek voor hem. Het was voor het eerst dat ze hem uit eigen beweging meer dan één zin had horen zeggen.
‘Zijn hier nog meer kinderen?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk. Het is een school.’
‘Ja, maar het is zomer. Zijn ze niet met vakantie?’
‘Het is een kostschool. Er zijn er altijd wel een paar die het hele jaar door blijven.’
‘Hebben die geen familie waar ze naartoe kunnen?’
Ze aarzelde. ‘Sommigen niet.’
‘Wonen ze het hele jaar hier?’
Ze wierp een blik over haar schouder, maar hij keek niet naar haar. Hij keek naar de muur van groen die langsgleed. ‘Het lijkt mij hier wel fijn,’ zei ze. ‘Wat vind jij?’
‘Ja,’ zei hij, en hij voegde er zachtjes aan toe: ‘Ik denk niet dat hij me hier kan vinden.’
12
Claire was de eerste die in de gaten had dat de nieuwe jongen was aangekomen. Toen ze uit het raam op de overloop keek, zag ze een auto de binnenplaats oprijden. De bestuurder bleek een kleine vrouw met een dikke bos donker, krullend haar te zijn. Ze droeg een spijkerbroek en een windjack en rekte zich uit alsof ze heel lang achter het stuur had gezeten. Toen liep ze naar de achterkant van de auto om twee kleine reistassen uit de kofferbak te halen.
Tegelijkertijd ging het achterportier open en stapte er nog iemand uit. Een jongen.
Claire drukte haar neus tegen de ruit om hem zo goed mogelijk te bekijken en zag een eivormig hoofd met lichtbruin haar dat opsprong rond een vals kruintje. Het was net Pinokkio, vond ze, met zijn dunne armen en benen en zijn houterige manier van lopen. Toen hij opkeek naar het kasteel en ze zijn bleke gezicht zag, dacht ze: zo moet een vampier eruitzien. Of iemand die heel lang in een kelder opgesloten heeft gezeten.
‘Hé, daar hebben we de glimworm.’
Claire verbeet zich toen ze de gehate bijnaam hoorde. Briana en haar verwaande vriendinnen kwamen de trap af om te gaan ontbijten. De golden girls met hun glanzende haar en perfecte gebit.
‘Waar kijk je naar?’ vroeg een van hen.
‘Misschien zoekt ze alvast een nieuwe plek uit waar ze vannacht kan gaan dolen.’
‘O, kijk,’ zei het andere meisje. ‘Daar is de nieuwe jongen.’
Het drietal duwde Claire opzij om uit het raam te kijken.
‘Is díé veertien?’ zei Briana.
‘Wisten jullie dat hij zou komen?’ vroeg Claire.
Briana negeerde haar. ‘Wat een scharminkel. Hij ziet eruit als tien.’
Ze zagen directeur Baum en dr. Isles naar buiten komen om de nieuweling te verwelkomen. Aan de manier waarop de twee vrouwen elkaar begroetten, kon je zien dat ze elkaar kenden.
‘Hij ziet eruit als een insect,’ zei een van de golden girls. ‘Als zo’n enge bidsprinkhaan.’
Briana lachte en zei tegen Claire: ‘Eindelijk een passend vriendje voor de glimworm.’
Een halfuur later zat iedereen in de eetzaal en kon Claire de jongen beter bekijken. Hij zat aan Julians tafel, bij de oudere jongens. Ze hadden hem vast daar neergezet zodat die hem op zijn eerste dag een beetje onder hun hoede konden nemen. Hij keek verdwaasd en een beetje angstig, alsof hij dacht dat hij op een onbekende planeet was beland. Misschien voelde hij dat Claire naar hem zat te staren, want opeens richtte hij zijn blik op haar en bleef toen naar haar kijken met een gezicht alsof Claire de enige persoon in de hele zaal was die hij interessant vond. Hij had in één keer de enige persoon eruit gepikt die net zo’n buitenbeentje was als hijzelf.