‘Wie zou dat zijn, zo laat op de avond?’
Een donkere personenauto stopte op de binnenplaats. Er stapte een lange man uit, zo soepel als een panter. Hij bleef naast de auto staan en tuurde om zich heen, alsof hij zocht naar iets wat niemand anders kon zien. Eén angstig ogenblik dacht Claire dat hij naar háár keek en kroop ze nog dieper weg achter de struik om aan zijn alziende ogen te ontsnappen.
De voordeur van de school ging open en een brede lichtbaan viel over het bordes. Directeur Gottfried Baum verscheen in de deuropening. ‘Anthony!’ riep Baum. ‘Bedankt dat je meteen bent gekomen.’
‘Dit zijn verontrustende ontwikkelingen.’
‘Daar ziet het inderdaad naar uit. Kom. Je kamer is gereed en je eten staat klaar.’
‘Ik heb in het vliegtuig gegeten. We kunnen beter meteen beginnen.’
‘Gelijk heb je. Dr. Welliver houdt de situatie in Boston in de gaten. Als het nodig mocht zijn, kan ze ingrijpen.’
De voordeur ging dicht. Claire kwam overeind. Ze vroeg zich af wie de bezoeker was en waarom directeur Baum zo zenuwachtig had geklonken. ‘Ik ga zijn auto bekijken,’ zei ze.
‘Nee, niet doen,’ piepte Will.
Claire liep al naar de auto. De motorkap was nog warm en de glanzende lak weerkaatste het maanlicht. Ze liep om de auto heen terwijl ze haar hand over de gladde oppervlakte liet glijden. Ze had het ornament op de motorkap herkend. Het was een Mercedes. Zwart, gestroomlijnd, duur. Een auto voor rijke mensen.
De portieren zaten uiteraard op slot.
‘Wie zou dat zijn?’ vroeg Will, die eindelijk achter de struiken vandaan had durven komen en nu naast haar stond.
Ze keek op naar de westelijke vleugel, waar een silhouet heel even achter het raam zichtbaar was. Toen werden de gordijnen dichtgetrokken en was er niets meer te zien.
‘We weten in elk geval dat hij Anthony heet.’
9
Maura sliep die nacht slecht.
Misschien kwam het door het onbekende bed, misschien door de stilte. Het was zo stil dat het net leek alsof de nacht zijn adem inhield. Toen ze voor de derde keer wakker werd, scheen de maan in haar kamer. Ze had de gordijnen opengelaten voor de frisse lucht, maar stapte nu uit bed om ze dicht te doen tegen het hinderlijke schijnsel. Bij het raam bleef ze eventjes staan om naar de met maanlicht overgoten tuin te kijken, waar de witte beelden eruitzagen als spoken.
Bewoog die ene zich?
Met haar handen om de gordijnen geklemd keek ze ingespannen naar de beelden, die als schaakstukken tussen de gesnoeide heggen stonden. Een slanke gedaante met lang, zilverachtig haar en de gracieuze ledematen van een bosnimf gleed door de spookachtige tuin. Het was alleen maar een meisje, dat door de tuin liep.
Op de gang kraakte de vloer. Er liep iemand langs. Nu hoorde ze ook stemmen.
‘We weten nog niet of het gevaar echt of ingebeeld is, maar dr. Welliver is erg zeker van haar zaak.’
‘De politie lijkt de situatie in de hand te hebben. Verder is het afwachten.’
Ik ken die stem. Maura trok haar ochtendjas aan en deed de deur open. ‘Anthony,’ riep ze.
Anthony Sansone draaide zich om. Geheel in het zwart gekleed zag hij er met zijn lange gestalte in de schemerig verlichte gang uit als een doodgraver. Maura maakte uit zijn verkreukelde kleding en vermoeide gezicht op dat hij een lange reis had gemaakt om hier te komen. De andere man was Gottfried Baum.
‘Het spijt me dat we je wakker hebben gemaakt, Maura,’ zei hij.
‘Ik wist niet dat je zou komen.’
‘Er zijn een paar probleempjes die opgelost moeten worden.’ Hij glimlachte koeltjes. De sfeer in de gang was gespannen. Ze zag het aan de uitdrukking op Baums gezicht en aan Sansone’s gereserveerde houding. Hij was van nature geen hartelijk type en er waren momenten geweest waarop ze zich zelfs had afgevraagd of hij een hekel aan haar had, maar nu zag hij er echt ongenaakbaar uit.
‘Ik moet je spreken,’ zei ze. ‘Over Julian.’
‘Dat kan. Zullen we voor morgenochtend afspreken? Ik vertrek pas in de loop van de middag.’
‘Blijf je maar zo kort?’
Hij haalde met een verontschuldigend gebaar zijn schouders op. ‘Ik wou dat ik langer kon blijven. Uiteraard kun je met vragen altijd bij Gottfried terecht.’
‘Hébt u vragen, dr. Isles?’ vroeg Baum.
‘Ja. Over waarom Julian hier is. Ik wist niet dat Evensong geen gewone kostschool is.’
De mannen wisselden een snelle blik.
‘Dat zal toch echt tot morgen moeten wachten,’ zei Sansone.
‘Maar we moeten erover praten. Voordat je weggaat.’
‘En dat zullen we ook doen.’ Hij knikte kort. ‘Slaap lekker, Maura.’
Ze deed de deur dicht, verontrust over zijn koele houding. Ze had hem twee maanden geleden voor het laatst gesproken, toen Julian een week bij haar was komen logeren en Sansone hem bij haar had afgezet. Ze hadden toen op haar veranda wat gepraat en Maura had de indruk gekregen dat Sansone geen haast had gehad om te vertrekken. Of heb ik me dat verbeeld? Weet ik mannen nog steeds niet juist in te schatten?