Barbara slaakte een diepe zucht. ‘Ik weet dat we je ouders niet zijn, Claire. Ik weet dat je het vreselijk vindt dat je bij ons moet wonen, maar we doen ons best. Ga dus alsjeblieft mee naar huis. Het is op straat niet veilig.’
Claire keek met een vertwijfelde blik naar haar vrienden, stapte toen in de Saab en trok het portier dicht. ‘Oké?’ vroeg ze. ‘Zijn jullie nou tevreden?’
Bob keek naar haar om. ‘Het gaat niet om ons. Het gaat om jou. We hebben je ouders beloofd dat we voor je zouden zorgen. Als Isabel je nu kon zien, zou ze veel verdriet hebben om je gedrag. Zo onbeheerst, zo bokkig. Je hebt een tweede kans gekregen, Claire, en dat is een groot geschenk. Verkwist die kans alsjeblieft niet.’ Hij zuchtte. ‘Doe je gordel om.’
Ze had liever gehad dat hij kwaad was geworden en tegen haar tekeer was gegaan. De bedroefde blik waarmee hij naar haar keek, bezorgde haar een enorm schuldgevoel. Ze deed altijd dwars, reageerde altijd opstandig op hun goede bedoelingen. De Buckleys konden het ook niet helpen dat haar ouders dood waren en dat haar leven zo’n puinhoop was geworden.
Toen ze optrokken, dook ze weg in haar hoekje van de auto, berouwvol maar te trots om haar excuses aan te bieden. Morgen zal ik het goedmaken, dacht ze. Ik zal Barbara helpen de tafel te dekken en af te ruimen. Ik zal zelfs de auto wassen. Dat is trouwens hoog tijd.
‘Bob,’ zei Barbara. ‘Pas op voor die auto.’
Een motor loeide. Koplampen kwamen in volle vaart op hen af.
Barbara gilde: ‘Bob!’
Claire klapte door de botsing naar voren, maar haar autogordel hield haar op haar plek. De nacht spatte uiteen met afgrijselijke geluiden. Ruiten die verbrijzelden. Staal dat in elkaar werd gedrukt.
Ze hoorde iemand huilen, zachtjes, jammerend. Toen ze haar ogen opendeed, zag ze dat de wereld op zijn kop stond en drong tot haar door dat zij het was die huilde. ‘Barbara?’ fluisterde ze.
Ze hoorde een gedempte knal en toen nog een. Ze rook benzine. Haar autogordel zat zo strak tegen haar borstkas geklemd dat ze moeite had met ademhalen. Ze tastte naar de drukknop. Met een klikje kwam de gordel los. Ze gleed naar beneden en kwam op haar hoofd terecht, wat een stekende pijn in haar nek veroorzaakte. Ze wist zich om te draaien zodat ze plat kwam te liggen. Ze kon de verbrijzelde ruit zien. De stank van benzine werd sterker. Ze wurmde zich naar het raam. Ze dacht aan vlammen, aan verzengende hitte, aan hoe haar vlees tot op haar botten zou verbranden. Ze moest uit de auto zien te komen! Ze moest Bob en Barbara redden! Ze stompte tegen de kiezelachtige stukjes glas die nog in de sponning van het raam zaten en hoorde ze op de straat neerkomen.
Er verscheen een paar voeten in beeld. Ze bleven vlak bij haar staan. Ze keek op naar de man die haar belette te ontsnappen. Ze kon zijn gezicht niet onderscheiden, alleen zijn silhouet. Hij had een pistool.
Nu scheurde er een andere auto door de straat.
Claire dook weer weg in de Saab, als een schildpad die zich terugtrekt onder zijn veilige schild. Zo ver mogelijk bij het raam vandaan sloeg ze haar armen om haar hoofd. Ze vroeg zich af of de kogel ditmaal pijn zou doen. Of ze zou voelen hoe hij in haar hoofd explodeerde. Ze zat zo strak ineengedoken dat ze alleen maar het geluid van haar eigen ademhaling en het ruisen van het bloed in haar oren hoorde.
Het ontging haar bijna dat iemand haar bij haar naam riep.
‘Claire Ward?’ Het was een vrouw.
Ik ben dood en dat is een engel, die me roept.
‘Hij is weg. Je kunt tevoorschijn komen,’ zei de engel. ‘Maar je moet snel zijn.’
Claire deed haar ogen open en keek tussen haar vingers door naar het gezicht achter het verbrijzelde raam. Er werd een slanke arm naar haar uitgestoken. Geschrokken dook Claire weer ineen.
‘Schiet op,’ zei de vrouw. ‘Zo dadelijk komt hij terug.’
Claire greep de uitgestoken hand. De vrouw trok haar uit de auto. Glasscherven kletterden als harde regendruppels op de grond toen Claire op het asfalt terechtkwam. Ze werd duizelig toen ze te snel rechtop ging zitten. Ze keek naar de Saab, die op zijn kop lag, en liet haar hoofd tussen haar knieën zakken.
‘Kun je opstaan?’
Langzaam hief Claire haar hoofd op. De vrouw was van top tot teen in het zwart gekleed. Haar haar was tot een paardenstaart gebonden en de blonde lokken waren zo licht dat ze de gloed van de straatlantaarn reflecteerden. ‘Wie bent u?’ fluisterde Claire.
‘Mijn naam is niet belangrijk.’
‘Bob… Barbara…’ Claire keek weer naar de verkreukelde Saab. ‘We moeten ze uit de auto halen! Help me.’ Ze kroop naar de auto en trok het voorportier open.
Bob Buckley zakte naar buiten. Zijn ogen waren open, maar zagen niets meer. Claire staarde naar de kogelwond in zijn slaap. ‘Bob,’ huilde ze. ‘Bob!’