‘U hoeft uw koffer niet mee te nemen,’ zei Lily, die hem uit de kofferbak van Maura’s auto tilde. ‘We kunnen hem op de trap laten staan. Meneer Roman brengt hem wel naar uw kamer.’
‘Waar zijn alle leerlingen?’
‘De meeste leerlingen en docenten zijn naar huis voor de zomervakantie. We zijn hier momenteel met iets meer dan twintig kinderen en een kleine, permanente staf. Volgende week wordt het voor u en Julian nog rustiger, omdat we dan met de rest van de kinderen op schoolreisje naar Quebec gaan. Ik zal u een korte rondleiding geven en dan kunnen we naar Julian. Hij heeft momenteel nog les.’
‘Hoe gaat het met hem?’ vroeg Maura.
‘Hij is enorm vooruitgegaan sinds hij hier is. Hij zit nog steeds niet graag binnen, maar hij is erg vindingrijk en ziet altijd dingen die aan de rest ontgaan. Bovendien is hij een soort beschermengel voor de jongere kinderen. Hij houdt altijd een oogje in het zeil. Hij heeft de persoonlijkheid van wat in de psychologie een guardian wordt genoemd.’ Lily zweeg even en voegde er toen aan toe: ‘Het heeft wel een poosje geduurd voordat hij ons durfde te vertrouwen. Wat natuurlijk logisch is, na wat hij in Wyoming heeft moeten doorstaan.’
Daar wist Maura alles van, want zij en Julian hadden dat samen doorstaan, vechtend voor hun leven, zonder te weten wie ze konden vertrouwen.
‘En jij, Lily?’ vroeg Maura. ‘Hoe gaat het met jou?’
‘Ik ben waar ik zijn moet. Ik woon hier in een prachtige omgeving en mag lesgeven aan fantastische kinderen.’
‘Ik hoorde van Julian dat jullie een Romeinse katapult hebben gebouwd.’
‘Ja, toen we het onderwerp “belegeringen” behandelden. Ze vonden het geweldig. Helaas is er wel een ruit gesneuveld.’
Ze liepen het stenen bordes op en kwamen voor een deur te staan die groot genoeg was voor een reus. Lily toetste op het beveiligingspaneel de code in. De grote houten deur draaide geruisloos open toen ze ertegenaan duwde. Binnen was een grote hal met metershoge gewelven. In het midden hing een gietijzeren kroonluchter en in het gewelf daarboven zat, als een veelkleurig oog, een rond, gebrandschilderd raam dat op dit late uur van de dag alleen nog maar een dof schijnsel doorliet.
Maura bleef aan de voet van de brede trap staan om een verschoten tapisserie te bekijken waarop twee eenhoorns in een dal vol wijnranken en fruitbomen stonden afgebeeld. ‘Het is écht een kasteel,’ zei ze.
‘Het is rond 1835 gebouwd door een megalomaan genaamd Cyril Magnus.’ Lily schudde meewarig haar hoofd. ‘Hij was spoorwegmagnaat, jager op groot wild, kunstverzamelaar en als je de verhalen mag geloven, een bijzonder onaangename man. Dit was zijn privékasteel. Ontworpen in de gotische stijl die hij heeft leren kennen toen hij door Europa reisde. Het graniet is afkomstig uit een groeve tachtig kilometer hier vandaan. Het eikenhout is van bomen uit de omliggende bossen. Toen Evensong het gebouw dertig jaar geleden kocht, bevond het zich nog in goede staat. Het meeste van wat u hier ziet, is dan ook origineel. Magnus liet echter steeds stukjes aan het oorspronkelijke kasteel aanbouwen, waardoor het uiteindelijk nogal onoverzichtelijk werd. Wees niet verbaasd als u af en toe verdwaalt.’
Maura wees naar de eenhoorns. ‘Dat wandkleed ziet er middeleeuws uit.’
‘Dat is het ook. Het hing eerst in Anthony’s huis in Florence.’
Maura had de schat aan zestiende-eeuwse schilderijen en Venetiaans meubilair in Sansone’s huis op Beacon Hill gezien en twijfelde er niet aan dat zijn villa in Florence net zo weelderig was ingericht, met nog indrukwekkender kunstwerken dan hier. Maar hier had je geen warme, honingkleurige muren zoals in Toscane; hier ademden de grijze stenen een koude uit die zelfs op zonnige dagen niet verdreven kon worden.
‘Bent u daar al eens geweest?’ vroeg Lily. ‘In zijn huis in Florence?’
‘Nee, daartoe ben ik nooit uitgenodigd,’ zei Maura. Maar jij blijkbaar wel.
Lily keek haar aan met een bedachtzame blik. ‘Dat komt nog wel,’ zei ze toen. Ze draaide zich om naar een gelambriseerde wand en duwde tegen een van de panelen. Een geheime deur ging open. ‘Dit is de ingang van de bibliotheek.’
‘Proberen jullie de boeken te verbergen?’
‘Nee, hoor. Het is gewoon een van de vreemde elementen van dit gebouw. Ik denk dat Cyril Magnus van verrassingen hield, want dit is niet de enige geheime deur.’ Lily ging haar voor door een raamloze gang waar de sombere sfeer werd versterkt door het donkere beschot. Aan het eind ervan kwamen ze uit in een zaal waar hoge boogramen grijs daglicht binnenlieten. Maura keek vol verbazing naar de eindeloze rijen boeken die verspreid over drie verdiepingen tot aan het koepelvormige plafond reikten dat was beschilderd met pluizige, witte wolken in een strakblauwe lucht.