Frost liep een paar passen terug om op te kijken naar de ramen van de bovenverdieping, die bijna allemaal waren ingegooid. ‘Ik zie geen bord met Jarvis & McCrane.’
‘Volgens het kadaster zijn ze de eigenaar van dit gebouw.’
‘Vind jij dat dit eruitziet als een bedrijf?’
‘Laten we even aan de achterkant kijken.’
Ze liepen om het gebouw heen, langs een stapel kapotte kratten en een uitpuilende container. Achter het gebouw was een tweede parkeerterrein, overwoekerd door onkruid dat door scheuren in het beton was opgeschoten.
Het slot op de achterdeur was opengebroken.
Jane duwde met haar schoen tegen de deur, die piepend openging. Binnen was het donker. Jane voelde de eerste prikkeling van naderend gevaar.
‘Oké,’ fluisterde Frost zo dicht achter haar dat ze ervan schrok. ‘Nu moeten we het enge gebouw doorzoeken.’
‘Snap je nou waarom ik je heb meegenomen? Zodat je al deze pret niet zou mislopen.’
Ze keken elkaar aan en trokken gelijktijdig hun wapen. Dit was niet hun rechtsgebied, maar ze durfden geen van tweeën de donkere ruimte te betreden zonder een vuurwapen in hun hand te hebben. Jane knipte haar zaklantaarn aan en liet de lichtbundel door de ruimte gaan. Ze zag een betonnen vloer, een verfrommelde krant. Haar hartslag versnelde toen ze naar binnen ging.
Binnen was het nog kouder dan buiten, alsof de stenen muren jarenlang vocht hadden opgeslagen en zich daarin allerlei schimmels hadden ontwikkeld. Ze hoorde Frosts ademhaling toen ze behoedzaam naar voren liepen, steeds verder de holle ruimte in, terwijl het licht van hun zaklantaarns heen en weer zwiepte over palen en kratten. Toen Frost per ongeluk tegen een bierblikje schopte, schrokken ze zich lam van het rinkelende geluid van het aluminium op het beton. Ze bleven staan tot de echo’s waren verstild.
‘Sorry,’ fluisterde Frost.
Jane blies haar adem uit. ‘Nu weet al het ongedierte dat hier mocht zitten dat we er zijn, maar ik geloof niet dat er iemand is…’ Ze zweeg abrupt en keek op naar het plafond.
Boven hen kraakte de vloer.
Haar hart begon nog sneller te kloppen. Ze spitste haar oren. Met Frost vlak achter zich liep ze langzaam naar de metalen trap. Daar bleef ze staan en keek op naar de bovenverdieping, waar door een van de ramen grijs daglicht naar binnen kwam. Misschien had het geluid dat ze hadden gehoord niets te betekenen. Misschien was het alleen maar de werking van het gebouw.
Ze liep zo geruisloos mogelijk naar boven, maar bij elke stap veroorzaakte het metaal een zachte galm die door de duisternis leek te trekken en hun komst verried. Toen ze bijna boven was, zakte ze op haar hurken. Langzaam hief ze haar hoofd op om over de rand van de vloer te kijken.
Opeens vloog er iets op haar af.
Ze dook ineen maar voelde het voorwerp langs haar hoofd suizen en hoorde glas kapotslaan tegen de muur achter haar. Ze gluurde weer over de rand en zag een ineengedoken figuur die zich haastig terugtrok in het donker.
‘Ik zie hem!’ zei ze tegen Frost en nu holde ze de laatste treden op naar boven. ‘Politie!’ riep ze, met haar pistool gericht op de donkere gedaante die in een hoek weggedoken zat. Hij maakte zich zo klein mogelijk en zijn donkere gezicht was in het duister nauwelijks waarneembaar. ‘Handen omhoog,’ beval ze.
‘Lazer op,’ riep hij. ‘Ik was hier het eerst.’ Hij hief zijn arm op. Jane zag dat hij weer een fles in zijn hand had.
‘Laat die fles vallen!’ beval ze.
‘Ze zeiden dat ik hier mocht wonen! Ze zeiden dat het mocht!’
‘Laat die fles vallen! We willen alleen maar met je praten.’
‘Waarover?’
‘Dit gebouw.’
‘Het is van mij. Ze zeiden dat ik het mocht hebben.’
‘Wie?’
‘De mannen in de zwarte auto. Ze zeiden dat ze het niet meer nodig hadden en dat ik hier mocht wonen.’
‘Oké.’ Jane liet haar wapen zakken. ‘Laten we even opnieuw beginnen. Hoe heet je?’
‘Denzel.’
‘Achternaam?’
‘Washington.’
‘Denzel Washington. Ja, vast.’ Ze zuchtte. ‘Goed, maakt niet uit. Wat zou je ervan zeggen, Denzel, als we allebei onze wapens wegstopten, zodat we rustig kunnen praten?’ Ze stak haar pistool in haar holster en hief haar handen op. ‘Oké?’
‘En hij?’ Denzel wees naar Frost.
‘Jij de fles, ik mijn wapen,’ zei Frost.
Denzel aarzelde nog een ogenblik en zette de fles toen met een harde tik tussen zijn voeten. ‘Ik kan hem zó weer pakken,’ zei hij uitdagend. ‘Dus ik zou me maar netjes gedragen als ik jullie was.’
‘Hoe lang woon je hier al?’ vroeg Jane.
Denzel streek een lucifer af en bukte zich om een kaars aan te steken. In het licht van de vlam zag ze een met afval bezaaide vloer en een krakkemikkige stoel. Hij ging naast de kaars staan, een armoedige, in vodden geklede Afro-Amerikaan. ‘Een paar maanden,’ zei hij.