‘Ik blijf niet zitten.’
‘Met een drie voor Frans en een vier voor aardrijkskunde? Wat zijn dat voor fratsen, Vera?’
‘Die haal ik wel weer op.’
Hij hoort me niet. ‘En een vijf voor wiskunde, natuurkunde en scheikunde?’
‘Die vakken laat ik volgend jaar toch vallen.’
‘Dat valt nog te bezien.’ Nijdig neemt hij een trek van zijn sigaret. ‘Ik vertelde die leraar dat wij er niets van merken, dat je regelmatig op je kamer zit te studeren, dat je veel in de bibliotheek bent en elke woensdag na school urenlang huiswerk maakt bij je vriendin Sabine, maar dat vond hij vreemd omdat die Sabine en jij schijnbaar helemaal niet dik zijn met elkaar.’ Hij neemt me peilend op.
‘Op school niet, nee.’ Met moeite houd ik mijn gezicht in de plooi. Straks wil hij nog het telefoonnummer van Sabine of bij haar moeder langsgaan om me te controleren. Ik weet niet eens waar Sabine woont. Ik heb haar naam alleen maar genoemd omdat ze het stuudje van de klas is.
‘Hij zei me dat je wél omgaat met Anita van Oers. Daar ben ik van geschrokken.’
‘Anita is –’
‘Niet veel soeps, die hele familie Van Oers niet. Die ouders zijn allebei aan de drank, het is daar thuis een losgeslagen bende.’
‘Zei hij dat? Dat slaat echt helemaal nergens op! Die vent weet er helemaal niks van!’ Ik kijk mijn vader recht aan.
‘Nee, dat zei oma.’
‘Oma moet zich niet met mij bemoeien!’ roep ik.
‘Jij, dame, krijgt een te grote mond.’ Hij drukt zijn sigaret uit, maar blijft me aankijken. ‘Hoe dan ook, dat je er een gewoonte van maakt om elke woensdag zo laat thuis te komen, moet maar eens afgelopen zijn.’
Ik vlieg op. ‘Hoezo? Ik doe niks verkeerd.’
‘Daarom. Sabine kan ook hier komen leren. En hier’ – hij tikt met de nagel van zijn wijsvinger op het tafelblad – ‘kunnen we je ook in de gaten houden. Ik wil dat je op woensdag voortaan rechtstreeks uit school naar huis komt.’
‘Maar –’
‘En dan nog iets: waar bewaar jij eigenlijk je geld?’
‘In mijn spaarpot.’
‘Nergens anders?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Die spaarpot van je heb ik vanmiddag omgekeerd. Er zat twaalf gulden in. Waar is de rest?’
‘Op.’
‘Waaraan?’
Ik druk mijn handen tegen mijn oren en schud mijn hoofd.
Schuimblokken. Filmrolletjes en foto’s. Gladstone menthol. Zakjes paprikachips. Miss Sporty nagellak.
‘Ik geef je vijf gulden per week omdat je had beloofd dat je zou gaan sparen. Wat doe je met dat geld?’
‘Gewoon.’
‘O, gewóón? Nou, ik denk dat ik het wel weet. Je kamer ligt bezaaid met negatiefstroken, rolletjes, uitvergrotingen, alsof het niks kost. De centen die je nu uitgeeft aan die stomme foto’s kun je beter op de bank zetten.’
Ik schiet omhoog van mijn stoel. ‘Waarom heb je me die camera dan gegeven?’
‘Daar heb ik nou al spijt van, dame. Ik hoor van oma dat je hele weekenden over straat zwerft met dat ding en ze de meeste tijd geen idee heeft waar je uithangt.’
Als ze het aan me zou vragen, zou ik het haar vertellen, papa.
‘Dan ben ik foto’s aan het –’
‘Hou je mond als ik praat! Het is simpel: je bent bijna nooit thuis. Je ziet eruit als een straatmeid, met die gore troep op je gezicht. Je hebt een veel te grote bek, je steekt geen poot uit in het huishouden en je haalt onvoldoendes.’ Hij knijpt zijn ogen samen.
Ik knal bijna uit elkaar van woede en verdriet. Dit is het enige wat hij kan: mij straffen, controleren, klein houden. Mijn vader is zelf óók nooit thuis, altijd maar ‘op oefening’ en daar dan heel gewichtig over doen, terwijl iedereen op de hele wereld weet dat als de Russen die kernbom gooien, het toch allemaal voorbij is. Thuis buigt hij zich over de krant of sluit zich op om te prutsen met poppetjes en plastic tankjes. Hij heeft nooit interesse in mijn leven, stelt me nooit eens open vragen, neemt me nooit ergens mee naartoe. Mama laat hij wegrotten in het Dingemans Instituut. Ik voel steeds meer haat opwellen.
Ik hef mijn kin, pers mijn lippen op elkaar.
‘De manier waarop je kijkt, bevalt me niet, dame.’ Weer dat vingertje. ‘Laat dit duidelijk zijn, Vera: áls het misgaat en je dit jaar blijft zitten, dan volgen er maatregelen. Dan pak ik af wat je het meest dierbaar is.’
‘Ja, daar ben je goed in!’ Ik duw de keukenstoel hard tegen de tafel aan en been de woonkamer in. ‘Alles waar ik om gaf heb je al afgepakt. Eerst mijn hond, toen mijn moeder! Wil je nog meer? Doe maar! Doe dan! Het interesseert me toch geen reet!’
Ik smijt de deur naar het halletje achter me dicht en ren met twee treden tegelijk naar boven.