Ik sloeg mijn ogen neer.
Als hij hiermee doorging, stortte ik ter plekke in. Dan zou ik beginnen te huilen en kwam er geen einde meer aan.
Ik richtte mijn hoofd op. ‘Het voelt niet oké om dit soort dingen met jou te bespreken.’
‘Dat begrijp ik.’
‘Fijn.’
Hij knoopte zijn jas dicht en sloeg zijn sjaal rond zijn nek. Pakte een pen van het bureaublad en krabbelde een 06-nummer op een notitieblaadje. Omcirkelde het. ‘Laat je me voor het weekend iets weten?’
‘Doe ik.’
Bij de deuropening draaide hij zich om, omklemde de deurpost. Ik zag twijfel in zijn houding en zijn ogen, hij stond op het punt om iets te zeggen, iets belangrijks, iets wat hem dwarszat, maar uiteindelijk knikte hij kort naar me en zei: ‘Take care.’
Drieënveertig
Ik kan niet slapen.
Papa is al naar bed, het hele huis is donker en stil, maar ik doe geen oog dicht. Ik voel mijn hart bonzen, het gaat tekeer alsof ik aan het hardlopen ben. Toch lig ik op mijn rug in bed, met mijn hoofd op mijn kussen, mijn handen gevouwen op mijn borst.
Ik staar naar het plafond.
Ik kan niet ophouden met denken. Ik denk steeds weer aan de conrector, aan papa, aan mama. Aan wat zoveel kinderen tegen me hebben gezegd. Hun gezichten doemen voor me op in het donker van mijn kamer, alsof ze spookachtig van onderen worden verlicht met een zaklamp. Ik zie hun afkeuring. Hun walging. Hun plezier.
Hoor hun woorden.
Kinderen reageren niet voor niets zo op jou.
Je gedrag, Vera. Je roept het over jezelf af.
Het ligt aan jou.
Jou.
Dat was Spijker. De conrector. Zo’n man ziet jaar in jaar uit allerlei kinderen voorbijkomen, duizenden kinderen uit uiteenlopende gezinnen. Dan word je vanzelf heel goed in dit soort dingen.
Dus zal hij wel gelijk hebben.
Er is iets mis met me, dat kan niet anders: ik zie aan een dier hoe het zich voelt, mijn vader speelt met plastic poppetjes en mijn moeder zit opgesloten in een gesticht. Ik vind haar niet gek, helemaal niet zelfs, maar dat komt vast omdat ik het zelf óók ben. Dan herken je het niet. In het Dingemans Instituut werken psychiaters, dat zijn artsen, die zouden mama echt wel naar huis hebben gestuurd als ze normaal was.
Gekken weten van zichzelf niet dat ze gek zijn.
Je bent echt te oud om nog zulke onzin uit te kramen.
De mensen gaan er wat van denken.
Oma. Ze schaamde zich dood bij tante Betsie, in het bijzijn van haar zussen en schoonzussen had ik iets raars gezegd. Ik had haar voor schut gezet. Ze zullen wel gedacht hebben: zo moeder, zo dochter. Misschien waren we wel te betreuren.
Ik draai me op mijn buik en druk mijn gezicht in het kussen, zodat papa mijn gesnik niet kan horen. Trek de dekens over mijn hoofd en druk mijn gezicht nog dieper weg, harder, totdat ik bijna niet meer kan ademen.
Ik wil niet gek zijn. Ik wil niet anders zijn. Ik wil geen pillen hoeven slikken, niet worden opgesloten. Ik wil zijn zoals iedereen. Normaal.
Vera, loop normaal!
Doe normaal!
Hoe vaak heeft papa dat niet tegen me gezegd?
43
‘Aron was vanmiddag in de studio.’
‘Aron? Mijn broer bedoel je?’
‘Wie anders?’
De tv stond hard. Reclame tussen het nieuws van halfacht en het weerbericht. Ik pakte de afstandsbediening en zette het volume wat lager.
‘Waarom?’ vroeg Lucien.
‘Hij was in de buurt en was nieuwsgierig, zei hij.’
Lucien keek verstoord op van zijn mobiele telefoon. ‘Hoe laat was dat?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Weet ik niet precies, ik geloof rond een uur of drie.’
‘Anneke zei dat er vanmiddag iemand bij de balie naar me vroeg. Ene Aron, zei ze. Ik was lunchen.’
Ik peuterde aan een draadje van mijn mouw. ‘Hij had een opdracht voor me.’
‘Wat voor opdracht?’
‘Foto’s maken op La Palma voor een reisbureau.’
‘La Palma? Je bedoelt Las Palmas?’
‘Nee, La Palma. Een van de Canarische Eilanden.’
Lucien fronste. ‘Aron vraagt jou om foto’s te maken voor een réísbrochure?’
‘Ja, en?’
‘Hebben ze in Spanje geen fotografen?’
‘Vast wel, maar hij vroeg mij.’
‘Schat, je bent dierenfotograaf. Wat heeft het voor zin om een reisbrochure bij elkaar te gaan fotograferen?’
‘Geld verdienen.’
‘Yeah, sure. Da’s het begin van het einde,’ mompelde hij, en hij bewoog zijn duim over zijn mobiel. ‘Nog even en je staat op braderieën passanten te fotograferen. Kun je ook geld mee verdienen.’
Alles in me kwam in opstand. De manier waarop hij terloops naar me keek, die stembuiging, het dedain: ik voelde me weer als een kind dat toestemming moest vragen aan mijn vader.
Op televisie was een preview van een nieuwe spelshow die gepaard ging met geschreeuw, een heleboel getoeter en irritante alarmgeluiden. Ik kon me niet meer concentreren op het gesprek en zette het volume van de televisie verder terug naar fluisterstand.