‘Dus dit is je uitzicht,’ constateerde hij.
Ik knikte.
Aron legde zijn enkel op zijn knie en nam een slok van zijn koffie. Bij elke beweging die hij maakte rook ik zijn geur.
‘Ik kwam je eigenlijk iets vragen.’ Hij keek opnieuw door het stalraam naar buiten. ‘Ik ben bezig met een klant, een nieuw reisbureau van een stel jonge, enthousiaste mensen die zich hebben gespecialiseerd in wandelvakanties. Ik werk mee aan de brochure en de website. De meeste content is al aangeleverd, maar we missen nog wat.’
‘Foto’s?’
‘Highlights van wandeltochten en foto’s van de accommodaties – ik schat dat er alles bij elkaar zo’n vijftig, zestig afbeeldingen nodig zijn. Misschien meer.’
‘Waar moeten die foto’s gemaakt worden?’
‘Op La Palma. Een paar locaties in het zuiden en de rest in het midden en noorden van het eiland. De website zou eind deze maand online moeten, zodat ze het voorseizoen nog kunnen meepikken. Ik dacht meteen aan jou.’
Mijn hart bonkte hoorbaar. ‘Ik fotografeer dieren.’
‘Dus kun je alles fotograferen. Toch?’
Ik glimlachte nerveus. ‘In principe wel, maar –’
‘Ze betalen het standaard dagtarief, uiteraard ook je reis- en verblijfkosten. Je werkt die dagen dat je er bent uitsluitend voor hen. Aan het einde van de reis mail je de foto’s door en daar kunnen zij dan vrij over beschikken. Hoe klinkt dat?’
‘Als een prima opdracht,’ gaf ik toe. Standaard dagtarieven waren de moeite waard.
‘Doe je het?’
Aron deed zich nonchalant voor, maar ik voelde de onderhuidse spanning die van hem af straalde. Zijn mond stond een beetje open, alsof hij anders onvoldoende zuurstof binnenkreeg.
Dit was geen vrijblijvende opdracht.
Dit aanbod had hij me telefonisch kunnen doen. Hij had me ook een mailtje kunnen sturen, of zijn broer kunnen bellen – ‘Hé, Lucien, hoe is het?’ – om aan het einde van het gesprek te vertellen dat hij een leuke opdracht voor me wist. Hij had vanavond naar ’t Fort kunnen rijden, waar hij ons allebei had kunnen aantreffen. Dat had hij allemaal kunnen doen. Maar hij had ervoor gekozen om hierheen te komen.
Had ik hem niet zelf uitgenodigd door hem het adres te geven?
‘Waarom dacht je aan mij?’
Hij leunde naar voren. ‘Omdat ik vermoedde dat je de opdracht goed kon gebruiken. En op korte termijn ruimte had.’
Stilte.
‘Klopt toch?’ vroeg hij.
Ik knikte.
Zachter zei hij: ‘Plus dat ik je gezelschap waardeer.’
Ik knikte opnieuw, maar wat er achter zijn woorden schuilging had ik pas seconden later door: hij zou daar ook zijn.
Buiten kefte mevrouw Van Grunsvens boerenfoxje naar de keukendeur. Zijn nijdige stemmetje ratelde als mitrailleurvuur. Het kwam vervormd bij me binnen, vertraagd. De tijd leek te verdikken, de lucht om me heen stroperig en verbogen.
Aron had zich amper bewogen.
Hield mijn blik vast.
Als ik op zijn aanbod inging, wat zou ik dan in gang zetten? Waar zei ik ‘ja’ op?
Aron was geen buitenstaander die ik uit het zicht van mijn reguliere leven kon houden. Dit was iemand die dichtbij stond. Iemand met wie ik binnenkort veel te maken zou krijgen, tijdens intens zware en emotionele familiebijeenkomsten.
Dit was Luciens broer.
Zijn fucking broer.
Familie.
Ik sloeg mijn ogen neer, begon aan de randen van mijn nagels te peuteren. ‘Ik weet het niet,’ zei ik zacht. ‘Ik wil erover nadenken.’
‘Hoe lang heb je nodig?’
‘Eh… geen idee.’
Hij keek langs me heen naar een punt op de muur, en leek na te denken. Zijn stem klonk zacht, gedempt, alsof we iets bespraken wat niet door de beugel kon. ‘Ik moet het wel voor het weekend weten. Ik kan die klant niet zo lang in het ongewisse laten.’
‘Dat snap ik.’
Hij schoof van de tafel, zette zijn beker op het bureaublad en keek naar de diashow op mijn laptop – foto’s uit mijn begintijd. Hij leunde met zijn handen op het blad en bleef secondelang naar het scherm kijken.
Ik stond op. ‘Oud werk. Niet zo goed als wat ik nu maak, maar ze zijn me wel dierbaar. Ik heb –’
‘Hoe gaat het tussen jou en Lucien?’ Hij draaide zich om.
‘Gaat wel.’
Waarom zei ik dat nou?
‘Hij is nogal met zichzelf bezig, niet?’
Aron stond dichtbij. Die geur van hem. Bedwelmend.
Ik deed een stap terug.
‘Stoort je dat niet?’ vroeg hij.
‘Het zijn barre tijden voor hem. Voor jou ook, neem ik aan.’
‘En voor jou?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik doe er nu even niet toe.’
‘Even? Ik heb de indruk dat dit al langer speelt.’
‘Dat valt wel mee.’
Zijn stem daalde een octaaf. ‘Er is bij jullie meer aan de hand dan alleen de zorgen om mijn vader, toch?’