‘Hoi.’
Aron.
Hij kwam op me af lopen, zijn vuisten in de zakken van zijn linnen broek.
Ik keek langs hem heen om te zien wie er nog meer bij waren, maar hij was alleen.
‘Zijn jullie me aan het zoeken?’ vroeg ik.
‘Hoezo?’
‘Heeft Hans de barbecue al aangestoken?’
‘Nog niet. Over een klein halfuurtje, schat ik. Laura is Noa en Chiel in bad aan het doen.’ Hij kwam dichterbij en draaide zich naar het water. ‘Het is mooi hier.’
‘Ja. Prachtig.’
Uit alle windrichtingen keerden vissersboten terug naar het haventje. Ze gleden over het wateroppervlak als donkere vlekken, omgeven door wat nog het meeste leek op steeds van vorm veranderende insectenwolken, maar wat in werkelijkheid troepen meeuwen moesten zijn. Hun klaaglijke geroep werd ver gedragen door de watermassa, vergezeld door het gesputter van de motoren.
‘Laatste avond,’ hoorde ik Aron naast me zeggen.
Ik knikte.
‘Blij dat je weer naar huis mag?’
‘Een beetje wel. En jij?’
‘Het had van mij nog wel wat langer mogen duren.’ Zachter vervolgde hij: ‘Ik ben blij dat ik jullie beter heb leren kennen.’
Ik onttrok me aan zijn onderzoekende blik. ‘Ik ook.’
Hij legde zijn onderarmen op het muurtje, haakte zijn vingers in elkaar. Ik ving flarden op van Arons geur, afgewisseld met de zilte lucht die de baai uitademde.
Aron rook lekker.
Hij voelde goed.
Ik onderdrukte de neiging om hem aan te raken.
‘Ik vind het moeilijk dat Hans niet over zijn ziekte wil praten,’ zei ik.
Hij keek me even aan en daarna weer voor zich. ‘Hij heeft het in zijn hoofd gehaald dat wij aan deze vakantie alleen maar goede herinneringen mogen overhouden.’
‘Daar is iets voor te zeggen.’
‘Precies.’
‘Maar toch… je gevoel kun je niet wegdrukken. Dat is er gewoon, bij mij, bij Lucien, bij iedereen. Dat kan niet anders. En als je er niet over kunt praten, dan…’
Hij knikte. ‘Dan wordt het groter. Belangrijker. Ik weet het.’ Hij bekeek me zijdelings. ‘Heb je het er zo moeilijk mee?’
‘Hoe ik me voel is niet zo relevant.’
‘Vind je dat?’
‘Deze vakantie draait om hem en om jullie, zijn kinderen. En je moeder natuurlijk. Robert en ik staan daar toch een beetje buiten.’
‘Dat zie je verkeerd.’
‘Misschien.’
‘Neem het maar van me aan. Jullie zijn voor hem net zo belangrijk.’
Hoog boven mijn hoofd zweefden zwarte gieren, de avondlucht als hun decor: een inferno van horizontale vegen in knalrood en roze en paars, doortrokken van het donkerste blauw.
De laatste vissersboot passeerde ons op korte afstand. De boot voerde licht aan de voorzijde. Op de achtersteven was de naam uitgelicht: VERONICA 4.
‘Lijkt op jouw naam,’ zei Aron.
Ik lachte. ‘Het ís mijn naam. Vera is een afkorting van Veronica. Mijn oma heette zo.’ Zachter ging ik verder: ‘Grappig. Vier was mijn moeders lievelingsgetal.’
‘Waarom?’
Mijn ogen volgden de boot. ‘Ze vond het een mooi, rond getal. Vier is altijd in balans.’
‘Water, vuur, lucht en aarde?’
‘De vier elementen. En de vier jaargetijden en vier windstreken. Ze had ook graag twee kinderen gehad, een gezin met vier mensen.’
‘In het Verre Oosten wordt vier als een ongeluksgetal beschouwd.’
‘Dat wist ik niet. Waarom?’
‘Numerologie: dertien is daar net als bij ons een ongeluksgetal en vier is de som van dertien.’
Eén plus drie is vier.
‘Eén plus drie is vier,’ verduidelijkte hij. ‘In Chinese en Japanse liften zoek je soms vergeefs naar de vierde en de dertiende verdieping, want daar wil niemand wonen. Producten worden zelden per vier verpakt.’
‘Overdrijven is ook een vak.’
De zon was nu geheel verdwenen. Het donkerblauw won aan kracht en de eerste sterren werden zichtbaar.
‘Er zit nog wat achter. Vier spreek je uit als shi en dat betekent in het Japans en in het Chinees hetzelfde: dood.’
Er trok een rilling door me heen. ‘Het getal vier heeft mijn moeder ook geen geluk gebracht,’ zei ik zacht.
‘Ze leeft niet meer, begrijp ik?’
‘Nee.’
‘En je vader?’
‘Die wel. Maar ik zie hem niet veel.’
‘Zussen, broers?’
Ik schudde mijn hoofd.
Veronica 4 was uit het zicht verdwenen. Ik hoorde alleen haar motor nog pruttelen, achter ons in de haven, zachtjes en gedempt door het dichte struikgewas. Het was nu bijna donker.
‘Alleen op de wereld,’ constateerde hij.
‘Zoiets.’
‘Maar je hebt Lucien.’
‘Ja.’
‘En geen kinderen.’