Home>>read Tegenlicht free online

Tegenlicht(72)

By:Esther Verhoef


Ik kijk naar de deur. Sanders is nog niet terug.

De rest van de klas kijkt nieuwsgierig toe. Niemand is nog bezig met zijn opdracht.

Ronny legt zijn tekening naast de mijne. Het vel is verkreukeld en de hoeken zijn omgebogen. Hij heeft een soort karper getekend in kriegelige potloodlijntjes. Het beest heeft een zonnebril op. Een Ray-Ban. Het merk staat er duidelijk bij geschreven: REE-BUN. De vis zwemt in de bovenste helft van het vel, de rest van het papier is leeg en bezaaid met smoezelige vlekken. Ik denk dat de vlekken van Ronny komen. Ik ruik zijn handen, en zijn vingertoppen zien er donkerder uit dan de huid op de rest van zijn vingers. Hij heeft vieze randen onder zijn afgekloven nagels.

‘Wat heb jij?’ blaft hij boven mijn hoofd.

Brenda legt haar tekening erbij. Een soort dolfijn met een koffer op zijn rug. Ik vind hem best mooi.

Het kan denk ik geen kwaad om dat tegen haar te zeggen. ‘Ik vind hem mooi,’ zeg ik. Mijn stem trilt.

‘Ja, echt?’ Brenda kijkt met een scheef gezicht naar haar tekening. Dan betrekt haar gezicht. ‘Wat maakt het uit. Ik krijg toch wel een zes van die vent. Ik krijg altijd een zes van hem.’

Ronny duwt tegen mijn schouder. ‘Jij wordt gewoon voorgetrokken.’

‘Nee hoor, waarom zou hij dat doen?’

‘O, dus jij denkt dat jouw tekeningen beter zijn dan de onze? Kapsoneswijf.’ Hij recht zijn rug. ‘Hé jongens, Vera denkt dat ze beter is dan wij.’

‘Weet je wat we doen?’ klinkt Brenda’s stem naast me. ‘Jij levert mijn tekening in, en ik de jouwe. Zul je zien wie een goed punt krijgt.’

‘Ik weet niet of –’

Ronny verheft zijn stem: ‘Je zei net toch dat je Brenda’s tekening mooi vindt?’

‘Jawel, maar –’

‘Nou dan.’ Ronny grist mijn tekening onder mijn neus vandaan en overhandigt die aan Brenda.

Ik kijk naar de deur. Waar blijft Sanders?

Brenda houdt mijn tekening met twee handen omhoog, alsof ze een prijs heeft gewonnen. De klas applaudisseert.

Ik kijk naar de dolfijnentekening. Hij lijkt niet op een tekening zoals ik ze maak. Meneer Sanders heeft het vast meteen door. Zal hij mij erop aankijken? Sanders is de eerste leraar die me heeft gezegd dat ik ergens talent voor heb, die in me gelooft. Ik wil hem niet bedriegen.

Maar ik ben bang voor ruzie.

‘Zullen we nou weer gewoon ruilen?’ probeer ik. ‘Hij heeft het denk ik toch meteen door.’

Brenda kijkt op. ‘Oké. Goed.’

Gelukkig.

‘Weet je wat?’ vervolgt ze. ‘Ik maak hem een beetje mooier voor je.’ Ze pakt een zwarte stift uit haar pennenzak. Voor ik bij haar ben heeft ze al bij twee vissen slordige cirkels rond het oog getrokken. Brilletjes. Ze tekent brillen.

‘Nee! Niet doen!’

Ronny staat ineens achter me. Hij grijpt mijn bovenarmen vast en duwt ze tegen mijn rug naar elkaar toe. Er trekt een pijnscheut door mijn schouders. Ik beweeg me niet meer, blijf stil staan. Als ik me verzet, zal hij me nog harder vastpakken en dan schiet mijn arm misschien wel uit de kom.

Ronny lacht.

Iedereen lacht.

Brenda gaat door, aangestoken door de klas. Ze kleurt de zwarte cirkels in. ‘Zonnebrillen!’ giechelt ze. De lichtjes in de ogen, de zachte schaduwen langs de oogranden, de regenboogkleurtjes die ik heel geleidelijk in elkaar had laten overvloeien: alles verdwijnt onder de dikke, gitzwarte streken van de watervaste stift.

‘En hier een puist! En daar eentje. En haren.’

Iemand roept: ‘Een lul, een lul!’

‘… en een vissenlul,’ zegt Brenda.

Tranen springen in mijn ogen.

Ronny laat me los en geeft me een zetje in mijn rug.

Ik struikel, maar weet te voorkomen dat ik val en maak me meteen uit de voeten.

Het klaslokaal grenst aan de aula. Ik zie Sanders nergens. Ik ren door, de gang in waar de andere lokalen op uitkomen, maar ook die is leeg.

Ik hoor het gelach achter me weerklinken als ik de trap op ren, naar de lerarenkamer.





39





Ik stond aan het einde van de promenade die parallel liep aan het strand, afgescheiden door een muurtje. Op dit stuk kwamen weinig hotelgasten, het pad was amper onderhouden. Achter me lag een donkere parkeerplaats die was afgeschermd met een strook struiken en bomen. Op elke andere plek op de wereld zou ik nu op mijn hoede zijn geweest, maar dit resort had van begin af aan vreedzaam en veilig aangevoeld.

Met mijn kin op mijn vuisten staarde ik naar de baai. Aan de overkant glinsterden de stadslichten van Sint Petersburg. Tampa lag noordelijker. Ik draaide mijn hoofd naar rechts en speurde de horizon af, maar voorbij het restaurant was de baai donker.

De spanning die zich in mijn cellen had opgehoopt ebde geleidelijk weg, alsof die werd aangezogen door het water, geneutraliseerd door de overweldigende natuur. Ik voelde me klein worden, onbelangrijk, op een heel prettige manier.