Home>>read Tegenlicht free online

Tegenlicht(58)

By:Esther Verhoef


Ik keek op het schermpje van mijn telefoon. Drie uur. In Nederland zou het nu negen uur zijn, de ochtend van eerste kerstdag. Zou Nico al onderweg zijn naar de kerk? Lopend – uiteraard – keurig in pak, mevrouw Vrijland naast hem, een serene uitdrukking op haar onopgemaakte gelaat; de koningswens aan weerszijden van hun ouders met nog vochtige haren van de vroege douche, strakke zijscheiding, gesteven overhemd en jurkje.

Weet dat mijn gedachten tijdens de kerstdagen bij jou zullen zijn, bij je lach, je warmte, je stem, je geur, je lijf.

Koud en nat Nederland had nog nooit zo ver weg geleken als vandaag, in een lawaaiig pretpark in Florida, de zon hoog aan een strakblauwe hemel, drommen lawaaierige toeristen om ons heen.

‘Is er iets?’ vroeg Laura.

Ik schrok op uit mijn gedachten. ‘Hoezo?’

‘Je keek een beetje vreemd. Voel je je niet lekker?’

‘Ik voel me prima. Dank je.’ Ik haalde een hand door mijn haar en ontweek haar blik.



We liepen Frankrijk uit zonder het land echt goed te bekijken. Mijn hielen deden zeer en ik begon nu ook mijn kuiten te voelen. We waren bijna het hele meer rond geweest. Nog maar twee landen te gaan, zag ik op het plattegrondje: Engeland en Canada.

Ik hoopte dat we daarna naar de villa zouden gaan. Een geurig schuimbad zou me goed doen. Of een duik in het zwembad. Of allebei – als het even kon nog vóór we zouden aanschuiven voor het kerstdiner.

Hans had voor vanavond een barbecue voorbereid. De meeste bijgerechten had hij in de afgelopen dagen al gemaakt, ’s ochtends in alle vroegte, in hoog tempo en met een routine die in zijn beroep vast gangbaar was, maar bij mij respect had afgedwongen. Er stonden allerlei bakken en schalen afgedekt in de koelkast.

Het was Hans’ keuze geweest om het kerstdiner informeel te houden op het terras bij het zwembad. Ik had een zwarte jurk en hakken meegenomen voor vanavond, maar Hans was er heel duidelijk over geweest: ‘Geen opgeprikte toestanden. Voor mijn part trek je een trainingspak aan, of je zwembroek, gewoon iets waar je je lekker in voelt. Het leven draait niet om de vorm, dat is allemaal flauwekul.’

Het contrast met mijn eigen vader kon niet groter zijn.

Eerste kerstdag brachten we thuis elk jaar op dezelfde manier door. Klokslag acht uur ging de wekker, waarna ik me in mijn allermooiste jurk wurmde, dezelfde als die ik de avond ervoor tijdens de nachtmis had gedragen. Er hoorden nette schoenen bij die jurk, met een klein hakje en gespjes, die mijn moeder had gepoetst tot ze glansden. Mijn schouderlange haar moest worden opgestoken met schuifspeldjes, wat me nooit goed lukte. Zelfs als mijn moeder thuis was en het voor me deed, zakte het bouwsel halverwege de ochtend naar één kant uit. Mijn vader trok zijn zwarte pak aan, mijn moeder haar beste jurk en ze werkte haar haren in een Grace Kelly-rol die soms wel, maar vaker niet goed lukte. Zo gingen we aan tafel, om halftien ’s ochtends. Met kerst aten we niet in de keuken, maar in de woonkamer. De eettafel waar papa anders zijn krant aan las, was dan gedekt met zilveren kandelaars, bestek uit de cassette en het nette servies van porselein dat mijn ouders bij hun trouwen hadden gekregen. Aan het ontbijt leek geen einde te komen. Meestal zette mijn vader sombere kerkmuziek op. ‘Dat hoort bij zo’n heilige dag,’ zei hij dan. We dronken versgeperste jus d’orange en aten kerststol met rozijnen en amandelspijs, jam, ham en gekookte eieren. De harde broodjes kreeg ik met zo’n bot siermes niet goed doorgesneden, zodat zo’n broodje steeds weggleed over het gladde porselein, en het damast rond mijn bord al snel bezaaid lag met kruim. Aan dezelfde tafel werd ’s avonds om zeven uur het kerstdiner geserveerd. Mijn moeder had dat voorbereid. Soms geholpen door oma, die er doorgaans ook bij was. Met het eten had mijn vader zich nooit bemoeid; hij zorgde voor het inkomen en voor de veiligheid van het land.

In de tijd die verstreek tussen het ontbijt en het diner duurde elke seconde een minuut en elke minuut een uur. Er was geen afleiding. De tv bleef uit – met kerst werd er geen tv gekeken, behalve een Italiaanse misdienst of een ander programma dat zich in een kerk afspeelde. Ik mocht niet de tuin in, al helemaal niet de straat op, en ik mocht me ook niet terugtrekken op mijn kamer. Mijn vader, mijn moeder, mijn oma en ik verbleven de hele lange, donkere dag in de keuken en de woonkamer, waar we steeds opnieuw dezelfde spelletjes speelden als mens-erger-je-niet en ganzenbord, en ik probeerde zo min mogelijk naar de klok te kijken.

Hoe ouder ik werd, hoe langer die kerstdagen leken te duren. Misschien werd het gewoonweg ook zwaarder om ze door te komen, omdat mijn ouders steeds minder gespreksstof hadden. Ik kon me goed herinneren hoe gekunsteld hun conversaties me in de oren hadden geklonken, hoe voorzichtig mijn moeder haar woorden koos en hoe zorgeloos bot mijn vader de zijne uitsprak. De gesprekken gingen nooit over onszelf, maar altijd over het nieuws, het leven op de kazerne en de levens van andere mensen – mensen die te betreuren waren. Dat zei papa vaak: ‘Die lui zijn te betreuren.’ Als kind voelde ik het wel, maar pas later, toen er enige afstand kwam, was ik ten volle gaan beseffen dat wijzelf van iedereen nog het meeste te betreuren waren geweest.