Home>>read Tegenlicht free online

Tegenlicht(57)

By:Esther Verhoef

Zuster Ingrid opent een zijdeur van het gebouw. ‘Dit is de personeelsingang. Je mag hier eigenlijk niet komen.’ Haar stem galmt door het trappenhuis. ‘De volgende keer kom je gewoon via de hoofdingang aan de voorkant, goed?’

Ik knik.

Op de tweede etage wenkt ze me. Ze loopt naar de deuren; grijs geschilderd metaal en veel glas met ijzeren draadjes erin.

Daarachter is een gang. Ik zie nog meer deuren en een soort kantoor waar allerlei roosters aan de muur hangen, het is voor de helft van glas. Er zijn daarbinnen mensen aan het werk die net zulke kleren aanhebben als zuster Ingrid: witte katoenen broeken en witte jassen met opgestikte zakken.

Ze kijken op als zuster Ingrid en ik uit het trappenhuis de gang op lopen. De deur begint te zoemen. Zuster Ingrid duwt hem open en sluit hem achter ons.

‘Wacht hier maar even, Vera.’ Zuster Ingrid loopt het kantoortje in.

Het ruikt hier vreemd. Naar plastic en schoonmaakmiddelen en ook geuren die ik niet herken, maar die me afstoten. Vieze geuren. Volgens papa moet je door je neus ademen als je iets smerigs ruikt. Dan worden gevaarlijke stoffen beter tegengehouden, door de haartjes in je neus. Ik leg mijn hand over mijn neus en adem in. En weer uit.

Ik kijk naar rechts, de gang in. Die is hoog en schemerig. Langs de wanden zit lambrisering, lichtgroen en glanzend, en op de vloer ligt grijs gemêleerd zeil. ‘Linolelium’ noemt oma zulke vloerbedekking. Ik tel acht deuren aan deze kant van de gang, aan de andere kant zijn het er zes. De deuren zijn genummerd: 5.1.1, 5.1.2., 5.1.3.

Zuster Ingrid komt op me af. Ze wijst de gang in. ‘Je moeder is op haar kamer. Ze zit te tekenen. Ik zal haar alvast gaan vertellen dat je er bent. Goed? Wil je nog eventjes wachten?’

Ik knik.

‘Gaat het wel?’ Ze buigt zich naar voren, pakt mijn handen vast en zoekt mijn blik. ‘Echt? Of wil je eerst wat drinken?’

Ik schud mijn hoofd.

‘Goed. Ik ben zo terug.’

Ik kijk toe hoe ze de gang op loopt en verdwijnt in een van de kamers. Ze sluit de deur achter zich.

Deur 5.1.7.

Mijn moeder woont op kamer 5.1.7.

Vijf plus één is zes, plus zeven is dertien. Eén plus drie is vier.

Vier is een mooi getal. Een rond getal.

Het is het lievelingsgetal van mijn moeder. Zou dat toeval zijn, of heeft mama gevraagd om een kamer vier?

‘Kom je?’ klinkt zuster Ingrids stem door de gang. Uitnodigend houdt ze de deur voor me open.

Ik kijk langs haar heen naar binnen, maar ik zie niemand, alleen een raam dat uitkijkt op boomkruinen. Onder het raam is een bureau geschoven dat vol ligt met allerlei vellen papier en er staan bekers op met pennen en potloden erin. Heel veel tekeningen, stapels schetsen.

Ik hoor niets. Het lijkt wel of er niemand is.

Ik pers mijn lippen op elkaar.

Beweeg me niet.

‘Een jaar is ook een hele tijd, hè?’

Ik knik. Kijk de kamer in.

Zuster Ingrid steekt haar hand naar me uit, haar handpalm naar boven. Ze glimlacht naar me. ‘Kom maar,’ zegt ze.

Ik kijk ernaar, naar die hand.

Ik kijk naar zuster Ingrid.

Ze lijkt oprecht.

Betrouwbaar.

Warm.

‘Kom maar,’ herhaalt ze. ‘Ik ga wel met je mee naar binnen.’

Ik kijk nog eens naar zuster Ingrid.

‘Vera, liefje? Ben je dat echt?’

‘Ja mam, ik ben er!’ roep ik, en ik ren langs zuster Ingrids uitgestoken hand heen de kamer in.





32





Mexico was het eerste land in de Disney-landenpresentatie rond het grote, centraal gelegen meer. We wandelden naar Amerikaans voorbeeld al etende langs een Aztekentempel en slenterden door naar het volgende land. Complete straten, gebouwen en toeristische trekpleisters waren tot in detail nagebouwd en er waren winkels die spullen verkochten – van marseillezeep tot Chinese gelukspoppetjes en Noorse truien. Op pleinen en langs de wandelpaden werden liveshows opgevoerd die te maken hadden met het landenthema. Maar er was vooral veel te eten: sushi en misosoep in Japan, in Frankrijk stond een lange rij parkbezoekers te wachten voor een patisserie en in het Duitse gedeelte werd Bratwurst mit Sauerkraut verkocht in een heuse Biergarten. Het paviljoenpersoneel bleek grotendeels uit het bijbehorende land afkomstig – de vlag en naam van hun geboorteland stonden op hun naamkaartje.

‘Als je je als Amerikaan geen reis naar Europa kunt veroorloven, dan kun je altijd nog naar Epcot,’ merkte Hans op.

Het was best goed gemaakt, daarover waren we het allemaal eens: namaak, hartstikke nep – een bordkartonnen en schaamteloos geromantiseerde kijk op de werkelijkheid, dat wel. Maar zeker niet slecht gedaan.

Misschien begonnen we eraan te wennen, aan Amerika.



We slenterden door Marokko, over een marktplein waar schalen, kleden en potten te koop werden aangeboden. Terwijl Laura en Rosalie een gesprekje aanknoopten met een marktkoopman, hoorde ik achter ons iemand praten met een onmiskenbaar Zeeuwse tongval. Ik draaide me om, geschrokken bijna, en zag een grijzend stel overleggen met hun puberdochter.