Home>>read Tegenlicht free online

Tegenlicht(55)

By:Esther Verhoef


Op een bepaald punt splitste de wachtrij zich en bleek dat ik niet de enige was die in stilte was gaan twijfelen.

‘Wij pakken toch maar de aangepaste rit,’ hoorde ik Rosalie zeggen. ‘Ik durf het niet goed aan, straks word ik ziek.’

Mijn schoonvader zei niets, keek strak voor zich uit.

‘Ik ga met jullie mee,’ zei Laura. ‘Ze waarschuwen niet voor niets. Noa? Chieltje? Komen jullie met mama mee?’

Noa schuifelde mokkend naar haar moeder.

Chiel zat op Luciens schouders, hij spoorde hem aan alsof zijn oom een paard was. ‘Wij gaan daarheen, hè, ome Lucien? Naar het groene team?’

Lucien was al een paar passen onderweg toen Laura hem tegenhield.

Hij keek haar licht geërgerd aan. ‘Hoe gevaarlijk kan het zijn? Het is hier een Disney-park, Lau.’

‘Ik heb hem liever bij me.’

Achter ons begonnen mensen te duwen.

De ongecontroleerde huilbui die iedereen zag aankomen, werd door Lucien in de kiem gesmoord: ook Chiels ros sloot zich aan bij het gele team. Omdat Noa om haar vader riep, stapte ook Robert op het laatste moment over.

Het gezelschap verdween in een felverlichte gang.

Aron keek me zijdelings aan. ‘Stelletje bejaarden.’

Ik grinnikte, maar ik voelde me minder zeker dan ik me voordeed.

We liepen door naar een donkere hal met een hoog plafond. Langs de wand draaide langzaam een verlicht wiel rond, het moest zeker tien meter in doorsnee zijn. Boven onze hoofden klonken geluiden die me deden denken aan warmdraaiende vliegtuigturbines. Ik werd er een beetje duizelig van. Nu al.

‘Je hebt je camera niet meegenomen, toch?’ vroeg Aron. Hij had zijn handen in de zakken van zijn blauwe sweatvest gestoken en leunde met zijn onderrug tegen de afzetting.

‘Het leek me beter om mijn werk thuis te laten.’

‘Kom je anders in de verleiding?’

Ik knikte. ‘Zeker bij de alligators, gisteren. Dat die beesten hier gewoon langs de weg liggen. Bizar.’

‘Kun je er goed van leven?’

Ik wist niet precies waarom ik de behoefte kreeg om een eerlijk antwoord te geven. Misschien was het Arons oprechte toon die een gevoelige snaar bij me raakte, misschien was het de manier waarop hij naar me keek.

Misschien zat het me gewoon heel hoog.

‘Het loopt momenteel niet bepaald storm.’

‘Hoe komt dat?’

‘Iedereen heeft tegenwoordig een digitale camera en de foto’s zijn overal op internet te vinden. Ook voor mijn klanten.’

‘Maar niet iedereen levert jouw kwaliteit, neem ik aan?’

‘Nee, maar dat hoeft ook niet. Toen ik pas begon luisterde het technisch nogal nauw hoe je beeld aanleverde. Nu is dat niet meer zo strikt. Drukkers kunnen veel meer formaten en kwaliteiten aan.’

‘Ik had het niet over de techniek.’

‘O, bedoel je dat?’ Ik lachte vreugdeloos. ‘Sommige klanten zien het verschil niet eens, ze gaan voor goedkoop. Of gratis. Nog goedkoper.’

‘Dat moet frustrerend zijn.’

‘Dat is het ook. Ik heb het mooiste vak van de wereld en ik zou niets anders willen doen. Maar de wereld verandert, en ik heb soms het gevoel dat ik ben blijven steken, dat ik te veel vasthoud aan wat ik gewend ben.’ Zijdelings keek ik hem aan. ‘Sorry. Dit slaat nergens op. Ik wil het er eigenlijk helemaal niet over hebben.’

Aron knikte en keek weer voor zich uit. Zijn blik was een beetje naar binnen gekeerd, alsof hij nadacht. Ik zag een spier in zijn wang bewegen.

We schuifelden verder. De turbinegeluiden werden sterker.

‘Ben je met dieren opgegroeid?’ vroeg hij ineens.

‘Nee, helemaal niet zelfs.’

‘Hadden jullie vroeger geen huisdieren?’

‘Nee. Of, ja, toch wel, een hond. Heel kort maar. Mijn vader heeft een hekel aan dieren.’

‘Dat maakt jouw keuze des te opmerkelijker.’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Het past gewoon bij me.’

‘Heb je zelf dieren?’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Alleen vissen, buiten in de vijver. Die hebben geen aandacht nodig. En bijna geen verzorging.’

Hij fronste zijn wenkbrauwen.

‘Lucien en ik zijn veel met ons werk bezig. Dieren passen niet in ons leven. Te veel gedoe.’

‘Denkt Lucien daar ook zo over?’

‘Lucien? Die leeft voor zijn werk.’

‘En jij?’

‘Ik heb ook niet veel anders, geloof ik.’

Hij keek me aan alsof ik hem zojuist had verteld dat ik aan een enge ziekte leed.

Voor ons begonnen mensen te lopen. We schuifelden vooruit.

Aron keek over de hoofden naar voren. Zijn ogen twinkelden. ‘2 punt 4 g. Cool. Weleens ervaren?’

‘In een achtbaan, net als iedereen.’

‘Maar deze doet er langer dan zes minuten over.’

‘Zés minuten?’