Home>>read Tegenlicht free online

Tegenlicht(45)

By:Esther Verhoef




Tegen oma en papa zeg ik niets over school, over de pesterijen en mijn angst dat iemand me op een dag van de trap af zal duwen of een zetje zal geven als ik langsfiets. Ik wil er met hen niet over praten, ik wil er met niemand over praten.

Ik schaam me er alleen maar voor.

Dus doe ik mijn best om problemen voor te zijn. Als ik op school de trap moet nemen, zorg ik dat ik aan de zijkant loop met steeds één hand op de leuning. Op de fiets omklem ik mijn stuur met beide handen als ik zie of hoor dat er anderen naderen.

Ik verwacht het ergste. Altijd.

Ik moet voorbereid zijn.





25





Het vliegtuig landde in de vroege namiddag op Orlando International Airport. Rond dit uur had het zonlicht al wat aan kracht ingeboet en legde het een zachte gloed over de gebouwen en het asfalt. Her en der staken kruinen van palmbomen boven de daken van het betonnen complex uit.

Welcome to Florida, the sunshine state!

Hans en Rosalie hadden op de luchthaven een airconditioned stretched minivan gehuurd. Een sneeuwwit en nogal opzichtig vehikel dat het midden hield tussen een truck, een schoolbus en een limousine. Het had geblindeerde ramen en een monumentale grille van glanzend chroom. Voor in de cabine beschikten Hans en Rosalie over stoelen met armleuningen en bekerhouders, daarachter waren drie banken. Onze koffers lagen achter in de bagageruimte en opgestapeld op de laatste bank. Ik zat op de bank ervoor, achter Robert en Laura en hun kinderen. Links van me hing Lucien onderuitgezakt tegen het raam, zijn ogen half toegeknepen tegen de laaghangende zon, rechts had een zwijgzame Aron zijn armen over elkaar geslagen. Het leek of hij sliep.

Ik was bekaf van de reis, maar slapen in een vliegtuig of een rijdende auto was me nog nooit gelukt. Soezend nam ik het landschap in me op.



Ik was nooit eerder in Amerika geweest. Toch kreeg ik het gevoel dat deze landtong tussen de Golf van Mexico en de Atlantische Oceaan niet representatief was – of kon zijn – voor het hele land. Vanaf de snelweg leek Florida nog het meest op geschilderd bordkarton, met villa’s in suikerkleurtjes en restaurants die al van verre opvielen door tien meter hoge opblaascowboys of alligators, die boven op hun gevels heen en weer deinden in de wind.

Alles hier schreeuwde naar je, riep om je aandacht.

Ik begreep niet goed waarom Hans juist deze plaats had uitgekozen om zijn familie mee naartoe te nemen. Misschien zou ik daar de komende week achter komen.

Noa en Chiel waren klaarwakker. Ze drukten hun neus tegen het glas en reageerden luid en enthousiast op alles wat hen verwonderde in die nieuwe wereld. Hoe langer we reden, hoe verder weg hun stemmen klonken, alsof ze door een steeds langer wordende buis kwamen. Het geronk van de motor resoneerde in mijn hoofd en door het deinen van het busje voelde ik me een beetje draaierig worden, misselijk bijna.

Het kwam me voor dat ook Hans moe was, vermoeider dan hij aan ons wilde toegeven. Hij verdeelde zijn aandacht tussen de weg voor hem en het navigatiesysteem en hij had de hele tijd nog geen woord gezegd.



Langzaam veranderde het landschap. We reden nu door vlak, ruimtelijk gebied met veel laagbouw, afgewisseld met braakliggende stukken grond. Er lagen vennetjes en er groeiden grassen en doornige struiken waarin talloze bossige slierten hingen: asgrijs, sommige wel een halve meter lang. De spookachtige vegetatie deed me denken aan vergaan linnen en gedroogd zeewier dat na een overstroming in de takken was achtergebleven, maar ik vermoedde dat het plantaardige parasieten waren, zoals we in Europa maretak kennen.

De zon had nog verder aan kracht ingeboet en kleurde het landschap van zachtgeel en oker naar schakeringen gloeiend lila en roze.

Op een bepaald punt moest Rosalie de radio hebben aangezet, waarna onze tocht werd begeleid door een countryzender. Garth Brooks, Taylor Swift, Kid Rock – singing sweet home Alabama all summer long. Door de muziek, de snelheid waarmee de omgeving voorbijgleed en de vermoeidheid voelde het alsof ik in een snel gemonteerde videoclip was terechtgekomen.

De laatste tien, vijftien mijl naar de villa kon ik me later niet meer herinneren. Het kon zijn dat ik toch had geslapen, maar dat moest dan heel kort zijn geweest.





Zesentwintig





Mama is weer weg.

Oma zegt dat ik er rekening mee moet houden dat ze deze keer langer wegblijft dan anders.

Nog langer, denk ik. Ze is er haast nooit.

‘Je moeder is erg ziek,’ zegt ze.

Ik schrik van de toon van haar stem. ‘Gaat ze dood?’

‘Nee. Ze gaat niet dood. Maar ze moet heel lang in het ziekenhuis blijven. Misschien wel een jaar.’

Ik voel me kwaad worden. Kwaad op oma, die het doet voorkomen alsof mijn moeder haar een groot onrecht aandoet door steeds maar ziek te zijn en ertussenuit te knijpen. Kwaad op papa, die er met mij niet eens over wil praten. Ik ben kwaad op iedereen. Ook op mama.