‘Je spreekt natuurlijk ook vloeiend Spaans,’ zei Lucien.
Hij knikte. ‘Maar daar ben ik niet uniek in. Belangrijker is dat je allebei de culturen kent en begrijpt. Maar ook de regelgeving en wetten. Daarmee gaan veel Nederlanders de mist in. Bovendien kun je de mentaliteit in Andalusië niet vergelijken met die in Baskenland of Catalonië.’
‘Hoeveel man heb je in dienst?’
‘Niemand. Ik werk alleen.’
‘Aron houdt geen kantoor,’ vulde Laura hem aan. ‘Hij pendelt tussen Spanje en Nederland.’
‘Waar ontvang je je klanten dan?’
‘Soms kan het per e-mail of telefonisch, voor grotere projecten spreek ik af op hun bedrijf, dan zie ik meteen wat ze te bieden hebben.’
Ik bekeek hem zijdelings. Mijn blik bleef op hem rusten; op zijn ogen, zijn licht gebogen neusrug, de kaaklijn die overging in een relatief brede nek. Hij had dezelfde lippen als Rosalie.
Aron draaide zijn gezicht naar me toe en keek me recht aan. Ik voelde me betrapt.
‘En jij?’ vroeg hij. ‘Wat voor werk doe jij, iets met fotograferen, toch?’
Ik aarzelde. Ik was altijd wat terughoudend om met onbekenden over mijn beroep te praten. Het lag gevoelig. Ik kon er slecht tegen als mensen verkeerd reageerden.
‘Ik ben dierenfotograaf,’ zei ik.
‘Wildlife?’
‘Nee, voornamelijk huisdieren.’
Hij trok een wenkbrauw op. ‘Honden, katten, konijnen?’
‘Onder meer.’ Ik zette me schrap voor de vervelende opmerking die hij nu zou gaan maken – dat deden ze altijd, vroeg of laat.
Maar Aron keek me oprecht geïnteresseerd aan. ‘Cool. Een specialisme. Weinig last van concurrentie, vermoed ik?’
Cool?
‘Het is inderdaad een klein wereldje.’
‘Dat geloof ik.’ Geen greintje ironie.
Ik voelde me licht verward. Dit was de eerste keer dat een volwassen man mijn specialisme als ‘cool’ omschreef. Buiten het vak werd er vaak op neergekeken. Het was vooral het onderwerp dat niet voor vol werd aangezien. Gebouwen, mensen, oorlogen, sport: zulke thema’s werden bloedserieus genomen. Het fotograferen van wilde dieren had misschien nog iets stoers, dat was enigszins avontuurlijk en gevaarlijk. Maar huisdieren vormden imagotechnisch geen beste keuze. Te aaibaar. Te kinderlijk.
‘Werk je voor particulieren?’
‘Nee, vooral in opdracht van bladen en reclamebureaus.’
‘Loopt het?’
Ik drukte de gedachte aan mijn vrijwel lege agenda weg, maar kon niet voorkomen dat ik moest denken aan het mailtje dat de marketingmanager van Petfood Division me gisteren had gestuurd. Door omstandigheden waren de plannen voor de kattenvoerlijn op de lange baan geschoven. De foto’s die ik had gemaakt, mijn bezoek aan hun bedrijf, de gesprekken en de uren werk: ik vreesde dat ze allemaal voor niets waren geweest. Richard leefde in de veronderstelling dat zijn katten het gezicht zouden worden van een nieuwe kattenvoerlijn. Ik zou hem moeten bellen, maar ik stond niet bepaald te trappelen. De schaamte was groot.
Aron wachtte geduldig op mijn antwoord.
‘Ik mag niet klagen,’ zei ik. ‘Het loopt redelijk goed.’
‘Ik heb in Spanje een fotograaf gesproken die me vertelde dat dieren de moeilijkste specialisatie is. Je schijnt het niet te kunnen leren.’
Ik was met stomheid geslagen. ‘Klopt. Ik heb het altijd makkelijk gevonden, het gaat bijna vanzelf.’
Laura onderbrak ons. ‘Ik ben weleens jaloers op Vera. Ze is vrij om te gaan en staan waar ze wil en ze kan grotendeels haar eigen werktijden bepalen. Mijn rooster staat voor een heel jaar vooruit al vast. Ik ben gewoon maar een radertje in de grote machine die gezondheidszorg heet.’
‘Hoe kom je daar nou bij,’ zei Robert. ‘Jouw werk is maatschappelijk relevant. Jij maakt verschil, jij betekent echt iets voor mensen.’
‘Ik heb eerder het gevoel dat ik de helft van mijn werktijd zit te verlummelen op werkbesprekingen en bijscholingscursussen. Dat ziekenhuis is zo’n afschuwelijk log orgaan. Commissie hier, commissie daar, inspraakprocedures… om gek van te worden.’
Er viel opnieuw een stilte. Ik viste een stuk tomaat uit een schaaltje.
Aron stootte onder de tafel met zijn knie tegen me aan. Hij verontschuldigde zich niet, glimlachte alleen maar om aan te geven dat het hem niet was ontgaan. Nam een slok van zijn wijn.
‘Je woont alleen, heb ik begrepen van Laura?’ vroeg Lucien.
Aron knikte. ‘Gescheiden.’
‘Lang geleden?’
‘Mijn dochter was twee toen het misliep. Ze is nu negen.’
‘Je hebt een kind?’
Uit Luciens verbaasde reactie begreep ik dat Laura, ondanks dat ze haar broer zeer regelmatig sprak, niets had verteld over Arons privéleven.