‘Dat geloof ik graag.’ Nico nam een slok uit zijn flesje bier. ‘Maar waarom deed je het? Waarom hield je je met die onzin bezig?’
‘Iedereen deed het. Het was geaccepteerd.’
‘Kon jou dat wat schelen?’
Ja, natuurlijk kon mij dat wat schelen, wilde ik zeggen, maar ik deed er het zwijgen toe. Ik kon me de eerste klas nog zo goed herinneren. De eerste maanden waren de mooiste uit mijn hele schooltijd. Al die nieuwe stof, onbekende klaslokalen met kaarten en posters, elk met hun eigen geur, lichtval en sfeer. Ik vond het prachtig, ik hield mijn schoolwerk nauwgezet bij en deed mijn uiterste best netjes en gelijkmatig te schrijven – wat niet meeviel. Ik vrat de woorden van de leraren op, schrokte ze naar binnen, was onverzadigbaar. Ik las mijn schoolboeken en schriften keer op keer door en sloeg complete pagina’s op in mijn hoofd. Tijdens een proefwerk hoefde ik alleen maar de betreffende pagina uit mijn geheugen op te roepen, na te gaan waar ik op die bladzijde het antwoord op de vraag had gezien en erop scherp te stellen.
Ik wist niet dat het abnormaal was. Ik dacht dat iedereen dat deed.
Nico kuste mijn buik, zijn vingers streelden mijn bovenbeen. ‘Wat ben je stil.’
‘Ik had een fotografisch geheugen,’ zei ik zacht. ‘Ik hoefde nergens echt voor te leren, woordjes en begrippen al helemaal niet. Ik hoefde alleen maar mentale foto’s te maken. Ik was de “studie” die tienen haalde, een uitslover, een buitenaards wezen.’
‘Met een fotografisch geheugen op de mavo? Dat geloof ik meteen, ja.’
‘Ik wilde niet meer anders zijn,’ zei ik zacht. ‘Niet meer alleen zijn. Ik wilde erbij horen.’
‘Je bent je gaan conformeren.’
‘Kopiëren, voornamelijk. Kijken: wat doen klasgenoten die populair zijn? Hun mening werd mijn mening, in elk geval naar buiten toe, en dat had effect. Sommige klasgenoten gingen me ineens aardig of zelfs cool vinden. Belachelijk.’
Nico kwam omhoog, ging met zijn rug tegen het hoofdbord aan zitten en maakte een flesje cola open. ‘Je doet alsof het raar is.’
‘Het wás ook raar! Ik speelde een rol. Het was een totale ontkenning van wie ik was en waar ik voor stond.’
‘Het is normaal gedrag. Heel wat volwassenen doen dat nog steeds. Ze kopiëren de kledingstijl van sterren en nemen de mening over van mensen tegen wie ze opkijken. Normale groepsdynamiek.’
‘Bij onzekere mensen,’ wierp ik tegen.
‘Tuurlijk. Maar pubers zijn van nature zoekende en onzeker. Conformeren is een normale sociale overlevingsstrategie op scholen. Je deed niets vreemds of afwijkends.’
‘Ik leerde om mijn mond te houden als de mores over een onderwerp me nog niet duidelijk waren. Ik gaf zelden mijn mening. Maar als ik erover nadenk, héb ik vaak ook geen mening. Zelfs nu niet, nu ik misschien wat makkelijker iets zou kunnen roepen dan toen ik nog op school zat. Ik begrijp niet hoe anderen soms zo stellig iets kunnen beweren, hoe ze een daad of gebeurtenis verwerpen of juist goedkeuren terwijl ze niet eens van alle ins en outs op de hoogte zijn, of zomaar met oplossingen komen voor complexe problemen waarvan ze de ontstaansgeschiedenis niet kennen en dus ook de gevolgen niet kunnen overzien.’
‘Mensen roepen maar wat,’ zei Nico. ‘Nuances zien en de complexiteit van vraagstukken erkennen zijn tekenen van grote intelligentie. Maar nuances zijn niet sexy, niet mediageniek. Je zet er jezelf niet mee op de kaart. Je moet schreeuwen om gehoord te worden, lawaai maken.’ Hij nam een slok van zijn cola. Hield me het flesje voor. Ik schudde mijn hoofd.
‘Ik doe er net zo goed aan mee,’ ging hij door. ‘Een paar keer per jaar zetten we een of andere boude stelling op de cover van Quantum, terwijl we echt wel weten dat die veel te kort door de bocht is. De marketingjongens van Fentis zijn er dol op, die hebben niets liever dan koppen als…’ Nico strekte zijn arm en smeerde de zinnen tussen zijn vingers en duim in de lucht voor ons uit: ‘“Global warming – een hoax?” Ik doe er vrolijk aan mee, omdat het met een beetje geluk discussie op gang brengt. Maatschappelijke discussies zijn altijd goed. Als het veel mensen bezighoudt, komt er vanzelf ruimte voor achtergronden en dan komen die nuances ook bovendrijven. Maar eerst moet je maar wat roepen, om gehoord te worden.’ Nico dronk zijn flesje leeg en zette hem terug op het nachtkastje. ‘Maar we hadden het over jou. Je paste je aan en durfde geen eigen mening te geven. En je deed niets aan school.’
‘Thuis leerde ik wel uit boeken die ik uit de bibliotheek haalde. Maar daarover sprak ik nooit op school. Ik wilde die twee werelden gescheiden houden.’
Dat doe je nu nog, reageerde een treiterig stemmetje in mijn hoofd. Verborgen levens leiden en je parallelle werelden van elkaar gescheiden houden. Nooit eens kleur bekennen, niet durven kiezen. Liever nog splits je je identiteit op in talloze subpersoonlijkheden – er is er altijd wel eentje bij die aansluit op de omgeving, zodat je niet uit de toon hoeft te vallen.