‘Je loopt danig achter met de huur,’ zegt ze. Op de achtergrond hoor ik haar hondje keffen.
‘Sorry. Ik ben in het buitenland geweest. En nog steeds, eigenlijk.’
‘Dat heb ik gehoord, ja.’ Er klinkt afkeuring door in haar stem. De dorpstamtam zal ook mevrouw Van Grunsven hebben bereikt.
Ze gaat door: ‘Wil je de huur misschien opzeggen? Ik heb al een gegadigde.’
‘Nee. Dat zeker niet.’ Zolang ik niet weet of en hoe ik verder wil, houd ik de studio aan: zo’n ruimte zal ik voor dit bedrag niet gauw meer vinden. Ik beloof de achterstallige huur over te maken en bied nogmaals mijn excuses aan voor ik het gesprek beëindig.
Mijn smartphone is warm geworden van het bellen. Ik leg hem op tafel en neem een paar slokken van mijn thee. Het valt me op dat de bezorgdheid van Peter de Jong en de afkeuring van mevrouw Van Grunsven geen effect hebben op mijn humeur. Vroeger zou ik me die hebben aangetrokken. Nu niet meer. Ik hou Van Grunsven en Peter nu voor wie ze daadwerkelijk zijn: mensen die hun hele leven in hetzelfde dorp zijn blijven wonen. Zij kunnen zich onmogelijk verplaatsen in wat ik nu meemaak.
Aan het einde van de middag is mijn werkplek verplaatst naar de comfortabeler eikenhouten tafel. Over het blad verspreid liggen uitgesorteerde brieven en aantekeningen, en aan mijn telefoon bungelt het snoer van de oplader. De zon werpt een gefilterd sepialicht op de verkeersvrije winkelpromenade die aan de voorzijde van het appartementencomplex ligt. Door het opengeschoven raam klinkt geroezemoes. Groepjes Spanjaarden – mannen, vrouwen, kinderen – staan midden op straat en voor de winkels en cafés met elkaar te praten. Af en toe hoor ik Duits, Engels, en heel soms Nederlands. De bars beginnen vol te stromen.
Het werk heeft me zo in beslag genomen dat de lunch erbij ingeschoten is. Ik schuif alle papieren bij elkaar, pak mijn cameratas en sluit de deur van het appartement achter me.
In het trappenhuis is het schemerig. Er ontbreken tegels op de treden en de ruimte ruikt naar schimmel en vocht. Ik stoor me er niet aan; het heeft ook zijn charme. Aron en ik blijven nooit lang genoeg op dezelfde plek om ons ergens aan te kunnen gaan ergeren. De verwondering van het nieuwe, het onbekende, overheerst. Achter een van de andere deuren die beneden op het halletje uitkomen zijn mensen aan het bekvechten. Het klinkt heftig, maar ik realiseer me dat het net zo goed een normale conversatie kan zijn: de mensen hier praten nu eenmaal graag en veel, maar vooral erg hard en door elkaar heen, zodat het lijkt of ze elkaar elk moment naar de keel kunnen vliegen.
Aan de Plaza del Socorro liggen een paar grote, overdekte terrassen. Ik heb me aan een van de tafeltjes in de schaduw geïnstalleerd met een glas wijn en een schaaltje olijven. Om me heen is het druk en rumoerig, maar ik krijg er weinig van mee.
Na een maandenlange periode van ontkenning is mijn oude leven vanmiddag weer heel actueel geworden.
Ik vraag me vooral af hoe het met Nico is. Zou hij alles hebben doorgezet en nu gescheiden zijn? Of woont hij nog steeds – of misschien weer opnieuw – bij zijn gezin? Net als bij Lucien hoop ik dat het goed met hem gaat en dat hij gelukkig is, maar vrees ik het tegenovergestelde. Ik durf ons Gmail-account niet te openen. Nog niet. Voor een confrontatie met Nico, ook al is het maar per e-mail, voel ik me nog niet sterk genoeg.
8
Vorige week had ik ongesteld moeten worden. Het is al de tweede keer dat ik een menstruatie oversla. Ik ben er steeds van uitgegaan dat het met stress te maken had, dat het uitblijven van een eisprong een nogal heftige, maar wel logische reactie van mijn lichaam was op de grote veranderingen.
Maar daaraan ligt het niet.
De realiteit is banaler.
Na terugkomst uit Florida had ik nog maar een kwart strip Microgynon en het is er niet meer van gekomen een huisarts te bezoeken. Aron en ik hebben dagelijks gevreeën. Meestal mét, maar soms ook zonder condoom. En juist van die laatste momenten heb ik de intensiteit tot in de fijnste haarvaten gevoeld, ik kan ze tot in detail uit mijn herinnering opdiepen, alsof elke beweging die we maakten ertoe deed – elk woord, elke blik was belangrijk, doordrenkt van noodzaak.
De nachten op La Palma. Nu ik erop terugkijk, alleen op het toilet, omgeven door met kalk beslagen blauwe tegeltjes en met het koele bewijs van onze onzorgvuldigheid tussen mijn vingers, komen die momenten weer voorbij. Het lijkt nu of we het erom hebben gedaan; alsof onze zorgeloosheid is ontsprongen uit een onderliggend besef, vanuit een laag die dieper ligt dan het bewustzijn, de laag waarop Aron en ik met elkaar verweven zijn en eeuwig met elkaar verweven willen blijven.
Ik leg de test op de grond voor me. Dit is niet de eerste zwangerschapstest die ik in mijn leven doe. Ik kan me eerdere momenten herinneren dat ik me bloednerveus op de wc heb teruggetrokken. Altijd ging er die angst aan vooraf, spanning die opliep tot aan het ondraaglijke, waarna de testuitslag een einde maakte aan de onzekerheid en bange vermoedens en er een euforische opluchting volgde.