Home>>read Tegenlicht free online

Tegenlicht(119)

By:Esther Verhoef






6





Lucien heeft ’t Fort te koop gezet. Dat staat in een notitie die ik in de stapel post vond die hij, samen met de echtscheidingspapieren, rechtstreeks naar het hotel in Sevilla heeft gestuurd. Juan is zo vriendelijk geweest om het hele pakket door te sturen naar Ronda, waar ik het vanochtend half verregend op de vloer van het Moors betegelde halletje aantrof.

Ik heb alle post geopend en uitgespreid over de houten vloer, zodat het papier kon drogen: de belastingbrieven – ‘Wij hebben uw btw-aangifte over het vierde kwartaal nog niet ontvangen’ –, acceptgiro’s, ansichtkaarten van diereneigenaren, fotografietijdschriften, een stempas voor de gemeenteraadsverkiezingen.

De echtscheidingspapieren, opgesteld door Luciens vaste advocaat, zijn wonderwel droog gebleven. Ik heb de juridische teksten twee keer doorgelezen, maar niet alles wat er staat is me duidelijk. Het lijkt me hoe dan ook eenrichtingsverkeer.

Eigenlijk maakt het me ook niet uit. Een bankstel, een tafel, een staande lamp; ik heb er niets van nodig, het is alleen maar ballast. Misschien zou ik aanspraak kunnen maken op een deel van de opbrengst van het huis, maar zeker ben ik er niet van omdat ik nooit heb meebetaald aan de hypotheek. En partneralimentatie? Ik ben degene die is weggegaan, niet Lucien.

Ik hoef geen geld van hem.

Ik hoef helemaal niets van Lucien.

Ik hoop dat het goed met hem gaat, dat hij gelukkig zal worden met iemand anders. Net zo gelukkig als ik nu ben met Aron.

Ik wist niet dat het bestond, dat zoiets als ik nu ervaar mogelijk was. Ons samenzijn lijkt in niets op een normaal leven. Het heeft eerder de sfeer van een tienervakantie, een gelukzalige time-out. De dagen dragen een zorgeloze lichtheid in zich mee.

Soms, als ik wakker word en naar Aron kijk die slapend naast me ligt, heb ik nog steeds moeite te geloven dat dit nu mijn leven is, mijn nieuwe werkelijkheid. Ik heb mezelf er meer dan eens van moeten overtuigen dat het zwerven van locatie naar locatie geen tijdelijke overgangsfase is. Dit hoeft niet op te houden; dit is nu mijn leven. Een ander soort leven.

Maar mijn oude leven is nog niet afgesloten.



Bij de aanblik van de verkreukelde, vochtige poststukken die uitgespreid over de vloer liggen, begint het tot me door te dringen dat ik de verplichtingen niet langer voor me uit kan blijven schuiven. Ik kan al die brieven niet laten liggen en doen alsof er geen morgen is, alsof de regels die voor alle mensen gelden niet voor mij opgaan.

Aron heeft zijn werk, daarmee is hij elke dag bezig – gelukzalige wittebroodsweken of niet. Ook vandaag is hij op pad.

Ik doe helemaal niets. Al bijna drie maanden niet. Ik heb een beetje Spaans geleerd en vrijblijvende fotoseries gemaakt, verder is er niets constructiefs uit mijn handen gekomen. Mijn telefoon staat nog steeds uit, mijn mailbox is onaangeroerd gebleven.

Ik kijk op de klok. Het is pas halftwaalf. Voor negen uur vanavond verwacht ik Aron niet terug – we zouden rond tien uur gaan eten bij een vriend van hem, een hotelhouder hier in Ronda.

Een perfecte dag om een begin te maken met het opschonen van mijn oude leven.





7





Vierentwintig gemiste oproepen. Zes mensen hebben me een sms gestuurd om te vragen wat er aan de hand is. Gezien de periode die verstreken is, valt de hoeveelheid me mee.

Ik zet een mok thee op de vloer naast me en begin dan de post te sorteren. Eerst bel ik mijn boekhouder om hem te vragen de belastingdienst voor zijn rekening te nemen. Vrijwel alles wat hij nodig heeft om de aangifte te kunnen doen heeft hij al of ligt in postbakjes op mijn weinig gebruikte werkkamer in ’t Fort – Lucien moet hem die stukken maar geven.

Als ik een einde aan het gesprek wil maken, vraagt hij: ‘Gaat het wel goed met je?’

‘Ja, ja. Prima,’ zeg ik snel. Daar laat ik het bij. Het heeft geen zin om aan iemand als Peter de Jong te vertellen dat ‘goed’ de lading onvoldoende dekt, dat het een understatement is voor wat ik de afgelopen drie maanden heb ervaren. Ik voel me niet goed, ik voel me fantastisch. Maak jij je maar geen zorgen over mij, Peter, zou ik willen zeggen. Jij kende mij nog als donzig kuiken dat aarzelend over de rand van het nest naar de afgrond keek, maar hier vlieg ik nu, hoog boven het Spaanse berglandschap, met wijd uitgespreide vleugels. Mijn verendek schittert in de zon.

Ik ben een nestvlieder, Peter.

Ik ben uitgevlogen.

Ik ben eindelijk uitgevlogen.

‘Spanje, zei je toch?’

‘Klopt. Andalusië.’

‘Is dat noordelijk of in het zuiden?’

‘Dat laatste.’

‘Wanneer kom je terug?’

Terúggaan? ‘Voorlopig blijf ik hier.’

Ik geef hem dit adres in Ronda, maar de postcode moet ik hem schuldig blijven. Die beloof ik hem later te sms’en.

Het volgende telefoontje is met mevrouw Van Grunsven. Voor me liggen vier handgeschreven facturen op lijntjespapier: de huur voor februari, maart, april en mei.