Nu zaten we in de woonkamer bij de haard, met badjassen om ons heen geslagen. Ik was in kleermakerszit op het zachte kleed bij de salontafel neergestreken en Aron lag op de bank, languit op zijn zij als een Romeinse keizer. We voerden elkaar chorizo, geitenkaas en gedroogde ham en dronken er cava bij.
We voelden ons als miljonairs in dit Hollywoodachtige huis, als acteurs op de set van een James Bondfilm.
Om negen uur belde Lucien om te informeren hoe laat ik morgenavond verwachtte thuis te zijn. Ik antwoordde dat het vliegtuig over ongeveer vierentwintig uur zou landen op Eindhoven Airport en hij dus wat het avondeten betrof geen rekening met mij hoefde te houden.
‘Is het allemaal een beetje gelukt, daar?’ vroeg hij.
‘Ja. Prima. Het is een prachtig eiland.’
De zon was ondergegaan. In de glazen wand die overdag onbelemmerd zicht gaf op de vallei, werd nu de zacht verlichte woonkamer weerspiegeld. Ik zag mezelf zitten in dat moderne interieur, met Aron op armlengte afstand. Hij was met zijn telefoon bezig en keek geconcentreerd naar het scherm. Gunde me privacy.
‘Ik had eigenlijk wel verwacht dat je iets van je zou laten horen,’ zei Lucien.
‘Je was me net voor.’
‘Heb je Aron daar nog gezien?’
Hij zit naast me, Lucien.
In een badjas met niets eronder.
‘Aron? Ja. Hij was hier ook even. Maar ik heb hem niet veel gezien.’ Mijn stem werd onvast. Ik haatte liegen. Ik was er niet goed in.
Lucien bromde iets onverstaanbaars. Zei daarna: ‘Pas goed op jezelf. Ik zie je morgen.’
‘Tot morgen.’
Ik drukte de verbinding weg en legde mijn telefoon op de glazen salontafel. Staarde naar het schermpje, waarvan de verlichting langzaam doofde. Er kwam een zwaar, wee gevoel opzetten. Realiteitszin.
Naar huis.
Mijn vliegtuig zou om drie uur morgenmiddag vertrekken en ik moest twee uur daarvoor aanwezig zijn om in te checken. Vanaf de villa was het ruim twee uur rijden naar de zuidkant van het eiland. We hadden alleen vanavond en vannacht nog.
Aron keek me bezorgd aan. ‘Denk je dat het zin heeft als ik eerst met hem praat?’
‘Met hem práten?’
Hij knikte. Peuterde aan de nagelriem van zijn duim. ‘Het is mijn schuld. Ik heb je hierheen gehaald.’
‘Dit is niet jouw verantwoordelijkheid.’
‘Zeker wel.’
‘Lucien hoeft niets te weten,’ zei ik.
‘O? Hoe zie jij dit dan?’
Ik maakte een hulpeloos gebaar. ‘Ik ben er nog niet aan toe om het te vertellen. Ik heb zelf nog amper door wat er is gebeurd.’
Hij ging rechtop zitten, zijn blote voeten op het kleed, zijn ellebogen op zijn knieën. Zei niets.
‘Lucien en ik –’
‘Er is geen Lucien en jij, Vera.’
Ik schudde mijn hoofd in ongeloof. ‘Hoe kom je daarbij? Lucien en ik zijn twintig jaar samen.’
‘Ik weet niet wat er tussen jullie was, want daar ben ik niet bij geweest. Maar ik heb wel gezien wat er nog van over is.’
‘Je weet –’
Hij maakte een afkappende beweging met zijn vlakke hand. ‘Het is weg. Er is niets meer. Ik heb jullie bezig gezien in Florida. Of beter gezegd: ik heb niets gezien. Geen blik van verstandhouding, jullie lachen niet samen, jullie raken elkaar niet aan. Ik ben erop gaan letten. Lucien heeft niet één keer je hand vastgepakt of een arm om je heen geslagen. De hele vakantie niet.’
‘Dat is gewoon Lucien, zo is hij. Hij uit zich niet op die manier.’
Aron trok een wenkbrauw op. Spottend bijna. ‘En dus heb jij daar ook geen behoefte aan?’
‘Het is nu eenmaal zo.’
‘Vera… jullie hebben vast een goede verstandhouding samen. Maar er is geen passie. Geen vonk. Geen vuur.’ Zachter vervolgde hij: ‘Dat huwelijk van jullie is niet eens op zijn retour, het is morsdood.’
Ik plukte aan de lange draden van het kleed.
‘Het is een kwestie van tijd tot jullie dat zelf ook inzien. Moet ik daarop wachten? Ik wil niet wachten. Ik leef nu, vandaag.’ Hij stond op, kwam bij me zitten en pakte mijn schouders vast. ‘Dit, Vera, dit, hier, jij en ik.’
‘Hij zal door het lint gaan,’ fluisterde ik voor me uit. ‘Hij zal me nooit meer willen zien, jou niet, zijn vader niet…’ Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht. ‘Ik weet niet wat ik moet doen. Ik weet het niet.’
Hij sloeg zijn armen om me heen. Fluisterde: ‘Ik weet dat ik je niet kwijt wil, voor mij is dat genoeg.’
‘Ik moet nadenken. Ik heb tijd nodig.’ Ik drukte mijn vingers tegen mijn slapen. ‘De timing is ook helemaal verkeerd. Je vader –’
‘Is een volwassen kerel die weet wat het is om op latere leeftijd verliefd te worden. Hij heeft dit meegemaakt. Met mijn moeder. Als iemand dit begrijpt, of toch minstens zou moeten kunnen begrijpen, dan is het Hans.’