‘Prima hoor,’ lieg ik. ‘Mam, die separeer… wat is dat voor iets?’
Haar gezicht betrekt. ‘De hel. Kale hokken zonder ramen, een rubberen matras op de grond en een kartonnen hoed om in te piesen.’ Mama’s stem trilt van frustratie. ‘Je wordt er de hele tijd aan je lot overgelaten, behalve dan als ze je medicijnen door de strot komen duwen. En één keer in de drie dagen is het verplicht douchen terwijl twee verplegers met hun armen over elkaar naar je tieten en je kont staan te loeren.’
Ik schrik. ‘Verplégers? Mannen, bedoel je?’
‘Ja. Mannen.’
Ik vermoed dat ik rood kleur. Ik heb mijn moeder nog nooit helemaal naakt gezien, en ik voel me misselijk worden bij het idee dat wildvreemde mannen – ook al zijn het verplegers – haar hebben bekeken terwijl ze douchte. ‘Maar… mág dat eigenlijk wel?’
‘Ja hoor, dat mag gewoon.’ Ze buigt samenzweerderig naar voren, dempt haar stem. ‘Ze denken dat ik een gevaar ben voor mezelf, en dan is alles geoorloofd. Een moordenaar in de gevangenis heeft nog een beter leven dan ik. Want ik heb geen leven meer.’
Mama haalt een sigaret uit een pakje en steekt hem aan. Haar handen trillen. ‘Ik mis Ingrid,’ zegt ze, terwijl de rook uit haar neus en mond kringelt. ‘En ik mis Manders. Niet zo erg als Ingrid, maar toch mis ik hem.’
De operazanger komt bij ons staan. ‘Het is hier verboden te roken.’
Mama negeert hem, dus doe ik het ook. ‘Heb je nou een andere psychiater?’ vraag ik.
‘Stip heet-ie, we noemen hem nu al “sip”, hij heeft van zulke ogen.’ Met haar pinken trekt ze haar ooghoeken naar beneden. ‘Ik moet alles weer opnieuw aan hem vertellen.’ Mama blaast de rook plagerig uit naar de operazanger, die overdreven hard hoestend wegloopt.
Ze neemt weer een trek. ‘Manders en Ingrid zijn samen ergens anders gaan werken. Het is dus waar, hè, wat Jean-Pierre had gehoord, dat ze een verhouding hadden.’ Mama kijkt demonstratief om zich heen en verheft plotseling haar stem, zodat de mensen in onze buurt het wel moeten horen: ‘En nou zit ik mooi met de gebakken peren. Achter de hekken tussen de gekken.’
Een verpleegster komt aangesneld en pakt in een snelle beweging mama’s brandende sigaret tussen haar vingers vandaan. ‘U weet dat u hier niet mag roken, mevrouw Zagt!’
Mama kijkt met een lege blik voor zich uit.
‘Hoort u mij, mevrouw Zagt?’
‘Ja, ik hoor je,’ zegt ze, maar ze kijkt de vrouw niet aan.
Pas als de verpleegster wegloopt, buigt mijn moeder zich naar me toe. Zacht zegt ze: ‘Ik wou maar dat ik naar buiten kon. Die verdomde poort uit kon lopen als ik daar zin in had.’
‘Weglopen bedoel je?’
Ze glimlacht, maar haar ogen staan triest. ‘Stom hè, dat ik dat denk. Weglopen. Gewoon, over het hek klimmen en ervandoor gaan. Er zijn er wel eens die het doen. Soms zien we ze niet meer terug. Een vriend van Jean-Pierre is naar Parijs gevlucht. Ze zeggen dat-ie nu bij de Seine woont en dat je hem niet eens meer herkent als je hem tegenkomt. Romantisch, hè? Ik moet er steeds aan denken, aan weglopen. In de separeer dacht ik aan niets anders.’
‘Ik denk daar ook weleens aan, mama.’
Verschrikt kijkt ze op. ‘Weglopen? Is papa dan niet goed voor je?’
‘O, jawel. Maar ik ben veel liever bij jou.’
Haar handen zoeken de mijne, onze vingers verstrengelen met elkaar. ‘Je bent lief.’
55
In de dagen erna waren we onafscheidelijk. Ik deed mijn uiterste best om foto’s te maken van het vulkanische landschap, de woeste kustlijn en de dorpjes terwijl Aron zijn armen om me heen had geslagen en me in mijn nek kuste of me kietelde. Hij nam me mee naar mooie plekken, vertelde me over het eiland en zijn bewoners en stelde me voor aan een Duitse hotelhoudster en een echtpaar uit Valkenburg dat vakantiehuizen op het eiland beheerde.
In het bijzijn van anderen probeerden we de indruk te wekken dat onze relatie zuiver zakelijk was, maar zodra we alleen waren, stortten we ons op elkaar en bedreven we de liefde met een intensiteit en hartstocht die volledig nieuw voor me waren.
Ik leefde in een roes, voelde me dartel, lichtzinnig, permanent dronken. La Palma was ontegenzeglijk het paradijs en wij waren Adam en Eva. In de spiegel zag ik een Vera Zagt die tien jaar jonger leek, met glanzend haar, een gouden gloed over haar huid en stralende ogen.
Maar dat bleef niet zo.
Mijn laatste avond op La Palma brachten we door in een privévilla op een bergrug, kilometers verwijderd van de bewoonde wereld en midden tussen exotisch ogende bomen en weelderig bloeiende struiken. De woning was gebouwd met veel hout en glas, hypermodern en ecologisch verantwoord, met een strak vormgegeven zwembad waarvan het water nu nog te koud was om in te zwemmen. Toch waren we erin gesprongen, naakt en wel, en hadden elkaar daarna, nat en rillend, met kippenvel over ons hele lijf, door het huis achternagerend om vervolgens schaterlachend en vrijend te eindigen onder de hete regendouche.