Home>>read Tachtig dagen rood free online

Tachtig dagen rood(215)

By:Vina Jackson


De persoon die de strijkstok hanteerde, had toch meer macht dan de viool?

Zelfs meneer Van der Vliet, mijn oude vioolleraar, had mij altijd geleerd dat een speler die de gave had uit alles muziek kon halen, zelfs door met een stok langs een zaag te gaan.

Het gemijmer over de Bailly en over romantische sprookjes en legenden wekte iets in mij. En toen het zaadje eenmaal in mij was geplant, was er geen ontkomen meer aan. Algauw had ik een volledig uitgebroed plan.

Snel kleedde ik me aan. Ik koos mijn oude zwartfluwelen jurk, waarin ik nog wel eens optrad, de jurk die ik jaren geleden bij Brick Lane had gekocht en voor Dominik had gedragen bij de eerste voordracht. Het gaf me een poëtisch gevoel.

Toen ik de Bailly optilde, stuitte ik op het eerste hiaat in mijn plan. Ik moest Dominik een hint geven. Maar wat? En hoe?

Ik klikte de koffer open en streek over het hout, dat bijna oranje was en warm, als de ondergaande zon, in de hoop dat de viool mij een antwoord zou geven.

De viool bood geen oplossing, maar de koffer wel. De zak in de voering bolde op. Ik stak mijn hand erin en haalde er plastic plaatjes uit. Plectrums met het teken van Groucho Nights, die we altijd in het publiek gooiden en waar meestal om werd gevochten.

Perfect. Als een spoor van broodkruimels die ik over de weg naar de Heath zou strooien – en dat niet naar een huisje van koek en snoep zou leiden, maar naar mij.

Om er extra zeker van te zijn dat Dominik tenminste een kans zou hebben om erachter te komen, liet ik een strijkstok achter op de deurmat. Ik legde hem zo neer dat hij in de richting wees waarin ik zou gaan en waar hij het eerste plectrum zou vinden.

De dag brak aan, toen ik over de weg liep die van de heuvel naar het open landschap van de Heath leidt. De oranje gloed van de zon die opkwam boven de bomenrij aan de horizon liep uit in roze vegen, die zich uitstrekten als tentakels. Ik was zelden al zo vroeg wakker, en omdat ik nauwelijks had geslapen, had ik het gevoel dat ik in een droom was gestapt, in een waas van kille nevels waarin af en toe het getjilp van vogels te horen was en het ruisen van de wind door de bomen.

Onderweg lette ik goed op waar ik de plectrums liet vallen. Ik koos plekjes die Dominik zou herkennen. Ik volgde de route waarlangs hij mij die eerste keer had geleid. Ook nu liep ik op blote voeten en ik glimlachte om het vertrouwde gevoel dat de sponzige grond me gaf.

Langs de vijvers, over het bruggetje bij het buitenbad en het pad op. Ik huiverde, omdat de scherpe kiezelsteentjes in mijn voeten sneden, maar vergat niet een plectrum op een grote zwarte steen te leggen die opviel tussen de andere, kleinere en lichtgekleurde rotsblokken. Dominik zou hem zeker vinden. Inmiddels zou hij wel weten waar ik hem naartoe bracht. Deze weg was ik niet meer gegaan sinds die dag, lang geleden, dat ik hier voor het eerst Vivaldi voor hem had gespeeld, maar de route was even scherp in mijn geheugen geprent als een schatkaart.

Eindelijk liep ik weer op zacht gras. De dauw kuste mijn gemartelde tenen en ik zuchtte van genot. Even later stond ik onder het bladerdak van bomen, dat het licht afschermde als een gordijn. Ik liep door naar de open plek op een steenworp van de muziektent, die op zijn prachtig groene terp stond alsof hij aan de aarde was ontsproten, als een boom die in plaats van schors en hout van smeedijzeren pilaren was gemaakt.

De laatste honderd meter had ik geen plectrums meer neergelegd. Dominik zou me nu wel horen.

Als hij kwam.

En ik was er zeker van dat hij zou komen.

Behoedzaam ging ik de stenen trap op die naar het podiumpje van de muziektent leidde. Toen draaide ik me om en richtte mijn blik op het open veld en de bomenrij waaruit Dominik algauw zou opduiken.

Nu was ik hier alleen, met de Bailly en de vogels. Ongetwijfeld zouden er een paar hardlopers verschijnen die al vroeg in de morgen hun rondje liepen. De gedachte daaraan deed me bijna afzien van het volgende onderdeel van mijn plan, maar ik besloot het toch te doen.

Wat had het voor zin een voordracht voor Dominik te spelen, in de muziektent op de Heath nog wel, als ik niet naakt was? Het was mijn laatste boodschap aan hem.

Misschien kwam het door die slapeloze nacht, maar tegen de tijd dat ik de Heath bereikte, was ik vastbesloten.

Als hij kwam, als hij had gemerkt dat de viool weg was, en ik ook, en het door mij uitgestippelde spoor had gevolgd, dan zou ik daarin een teken zien dat we voor elkaar waren bestemd. Ik zou mijn twijfel laten varen en alles doen om onze relatie in stand te houden.

Als hij niet zou komen, als hij de hele dag bleef schrijven of wel zou merken dat ik weg was, maar zou denken dat ik was gaan hardlopen en me gewoon zou laten begaan, zou ik weggaan en alles achter me laten. Opnieuw beginnen. Alleen.

Nog één keer de teerling werpen. Ons lot in de handen van het noodlot leggen. Het leek iets wat helemaal bij Dominik paste, iets wat hij zou herkennen en goedkeuren. Maar de werkelijke reden waarom ik dacht dat het zou werken was dat ik hem tegemoet zou komen door me naakt te tonen en Vivaldi te spelen.