Op dat moment hoorde hij een zacht gesis, alsof er iemand krachtig uitademde. Dominik draaide zich om, probeerde te bepalen waar het geluid vandaan kwam. Het was de deur die toegang gaf tot deze ruimte. De deur ging dicht. Toen hij besefte wat er gebeurde, vloog hij erheen. Hij liet de strijkstok vallen en strekte zijn armen uit om de klink te grijpen, voordat de krimpende kier tussen de deur en de duidelijk versterkte lijst was verdwenen.
Hij was een fractie van een seconde te laat.
‘Fuck!’
Hij deed verwoede pogingen om de klink omhoog of omlaag te krijgen. Er zat geen beweging in.
‘Shitter de shit shit shit,’ vloekte hij binnensmonds uit louter kwaadheid op zichzelf. Hoe had hij zo stom kunnen zijn. Hij had de deur open moeten houden door er iets tussen te schuiven.
Hij was bijzonder amateuristisch te werk gegaan.
Aan deze kant van de deur was er geen alarmpaneel waarop hij de code kon intoetsen of een andere combinatie kon uitproberen die het omgekeerde zou bewerkstelligen.
Er ging van alles door hem heen. Hij deed verwoede pogingen zijn gedachten te ordenen, klampte zich vast aan strohalmen. Maar het was één grote warboel. Er was geen voor de hand liggende oplossing. Het was hopeloos. Hij probeerde zijn mobiel, maar er was geen signaal. Dat had hij ook niet verwacht, begraven als hij was diep onder in het herenhuis en achter de zware metalen deur. Zelfs toen hij rustiger werd en beter kon nadenken, besefte hij dat er geen zicht was op een wonderbaarlijke afloop waar hij zelf de hand in had. Hij zou hier gewoon rustig moeten zitten wachten op de volgende die een kijkje in de kelder kwam nemen. Viggo, ongetwijfeld. Het zou gênant zijn en waarschijnlijk zou hij opgepakt worden. Dominik zag de krantenkoppen al voor zich. Ergens achterin, natuurlijk, want het was allemaal te onbelangrijk om er op de voorpagina ook maar één regel aan te wijden. ‘Voormalig schrijver op heterdaad betrapt op diefstal in de woning van een rockster’, ‘Professor op het dievenpad’. Hoe het ook werd geformuleerd, het zou diep vernederend zijn.
Het enige positieve wat hij kon bedenken, was dat hij Summer misschien kon vertellen waar haar viool was. Als hij haar maar kon bereiken, hield hij zichzelf voor. Maar dan zou Viggo het instrument vast naar een andere, veiligere plaats overbrengen. Wat een afschuwelijke toestand!
Deze en andere gedachten tuimelden nog steeds door zijn hoofd, toen hij merkte dat het neonlicht zwakker werd. Met elke seconde die verstreek, werd het schemeriger in de ruimte. Hij vloekte. Het tijdmechanisme was verbonden met het open-en dichtgaan van de deur. Al heel gauw zou hij in volslagen duisternis zijn gedompeld.
Toen dit tot hem doordrong, kwam er een andere angstige gedachte bij hem op. Hoe zat het met de lucht in de kamer, de zuurstof? Zou die ook verdwijnen? Toen het licht nog aan was, had hij niets gezien wat op ventilatie of airconditioning wees.
Het werd allemaal zoveel ernstiger dan hij in het begin had gedacht.
Hoe lang zou er nog lucht genoeg zijn?
Viggo trok zijn leren jasje uit en hing het om mijn schouders, waarna hij me uit de galerie leidde en naar de bar bracht die was ingericht om de bezoekers van de voorvertoning van hapjes en drankjes te voorzien. Het was er rustig, omdat de meeste gasten er alleen iets kwamen halen en dan weer terugliepen naar de expositieruimte. Een man in een keurig kostuum, die eruitzag alsof hij net van zijn werk kwam, stond in zijn eentje aan de bar. Hij dronk iets helders uit een laag glas met een rietje. Een gin-tonic waarschijnlijk. Hij wierp een nieuwsgierige blik op ons, misschien omdat hij Viggo herkende of zich afvroeg waarom ik zo ontdaan was, en wijdde zich toen weer aan zijn drankje. Een paar vrouwen in cocktailjurken stonden bij een tafeltje in een hoek. Af en toe keken ze naar de man in het nette pak. Ze vroegen zich misschien af of hij vrijgezel was en of ze hem moesten benaderen om erachter te komen. De ene was in het roze en de ander in het geel. Ze stonden daar als twee felgekleurde vogels en wipten van de ene voet op de andere om minder last te hebben van hun hoge hakken.
Viggo slingerde me op een bank in de donkerste hoek van de ruimte en liep naar de bar. Even later kwam hij terug met twee lage whiskyglazen, die voor de helft met een amberkleurige vloeistof waren gevuld, en een beker vol ijsblokjes.
‘Drink dit op,’ zei hij, ‘je zult er rustiger van worden.’
Ik nam een flinke slok en spuugde het bijna weer uit. De drank brandde in mijn keel en gaf een nasmaak alsof ik aanstekerbenzine had gedronken. Maar binnen een paar seconden begon ik me lekker warm te voelen. Weg van de menigte in de galerij en weg van de fotografen, kon ik eindelijk ontspannen. Viggo boog zich voorover en streek met zijn duim voorzichtig eerst onder mijn ene oog en toen onder het andere door om de sporen van mijn tranen weg te vegen.