Ik trok mijn kleren uit in de ruimte bij de toiletten en hield ze onder de handdroger, naast de spiegel staand in alleen mijn beha en slipje. Ik bleef hopen dat hij binnen zou komen, maar dat deed hij niet. Dominik was geen man voor seks in toilethokjes. Hij zou het onfatsoenlijk vinden, misschien, of iets voor de lagere klassen, net zoals hij dat vond van navelpiercings, ordinaire tatoeages en vrijen op de achterbank van een taxi.
Hij had een tweede rondje koffie besteld tegen de tijd dat ik opgedroogd terugkwam, mijn eerste kop koffie was koud geworden terwijl ik bij de toiletten was.
‘Summer–’ begon hij.
‘Voordat ik het vergeet,’ onderbrak ik hem, ‘hier zijn de sleutels. En de aantekeningen waar je om hebt gevraagd.’ Hij had op het punt gestaan om iets over ons te zeggen, daar was ik zeker van, maar uit de gepijnigde blik in zijn ogen leidde ik af dat het geen goed nieuws was, en ik wilde hem niet zijn zin laten afmaken als hij wilde zeggen dat hij niet op die manier om mij gaf.
‘Het spijt me van Viggo,’ zei hij. ‘Ik weet dat je… dat je om hem geeft.’
Ik haalde mijn schouders op, me er opnieuw van bewust dat ik me niet zo gedroeg als ik van plan was geweest, maar onzeker hoe ik hem duidelijk moest maken wat ik voelde. Ik wilde de Bailly weer in mijn handen hebben, zodat ik het hem kon laten zien, kon laten horen, dat ik hem alles duidelijk kon maken wat ik tegen hem wilde zeggen. Zonder de Bailly was ik stom, het lied in mijn hart was opgesloten in de bankschroef van mijn geest.
Vervolgens fronste ik mijn wenkbrauwen en trok een diepe groef in mijn voorhoofd in een poging om nog beter mijn best te doen, om hier straks niet weg te gaan met het idee dat ik het weer verkeerd had aangepakt.
‘Ik geef inderdaad om hem. Maar niet zoals jij denkt. En als hij mijn viool heeft… nou… ik ben niets aan hem verplicht.’
De uitdrukking op Dominiks gezicht was ondoorgrondelijk. Ik keek hem in zijn ogen, maar zag geen reactie. Ik volgde de kromming van zijn kaak naar zijn mond toe. Hij zei niets, dus ik ging verder, alles om te vermijden dat er een ongemakkelijke stilte tussen ons zou hangen.
‘Ik hou van de Bailly. Oprecht. Maar het is het risico niet waard… Je hoeft dit niet te doen.’
Mijn stem brak bij deze laatste woorden en ik staarde gespannen naar Dominik, om te zien of hij begreep wat ik bedoelde, of hij wist dat ik hem niet wilde verliezen, zelfs niet voor de viool. Ik was doodsbang dat hij tegen de lamp zou lopen en zou worden gearresteerd, dat Viggo op de een of andere manier wraak zou nemen. Maar Dominik negeerde mijn protesten en veranderde van onderwerp, terug naar zijn onderzoek. Misschien was dat alles wat ik voor hem betekende: een manier om romans te schrijven, iets om zijn focus op te richten, omdat hij geen betere ideeën had.
We zaten nog een uur in het koffiehuis, maar ik had nog steeds niet gezegd wat ik had willen zeggen, waarover ik had gedroomd dat ik het zou zeggen. Dominik zei verder niets meer over ons tweeën. Ik was er niet zeker van of hij dat wel wilde, maar niet de juiste woorden kon vinden, of dat hij gewoon niets te zeggen had. Misschien racete hij naderhand naar huis om alles op te schrijven, nog meer emotionele lading voor zijn held en heldin, wie ze ook waren.
Uiteindelijk hadden we alles van begin tot eind vastgelegd, tot in het kleinste detail.
Ik zou Viggo het huis uit lokken op de afgesproken tijd en Dominik zou inbreken en op de een of andere manier de code van de kluis kraken. Dat was voor mij een heikel punt: ik was ervan overtuigd dat hij binnen een paar tellen het hele herenhuis op tilt zou hebben en dat er een arrestatieteam zou komen om hem te arresteren en weg te voeren, maar hij wist zeker dat de code iets voor de hand liggends zou zijn, zoals Viggo’s geboortedatum of 1-2-3-4. Hij had geen hoge pet op van het voorstellingsvermogen van de rocker.
Nu ons plan vastlag, stopte hij de kopieën van de huissleutels van Viggo in de zak van zijn spijkerbroek, hij vouwde de plattegronden op en stopte ze in zijn jasje en liep met me mee naar het treinstation Tower Hill. Hij kuste me gedag op mijn voorhoofd en ik onderdrukte de neiging om mijn handen in zijn haar te begraven en zijn mond naar de mijne toe te trekken.
Het was nog maar een paar dagen tot aan de geplande inbraak en ik bracht die door met wanhopige pogingen om er niet aan te denken. Ik ging geregeld uit, om mezelf en mijn vreemde gedrag uit het zicht te houden, zodat Viggo en Luba mijn ongemakkelijkheid niet zouden opmerken. Ik nam de trein van Belsize Park naar East End, waar ik vroeger altijd rondhing, en bekeek films in de RichMix Cinema. Ik ging naar concerten in de bar onder het theater om te luisteren naar muzikanten van wie ik nog nooit had gehoord, achterovergeleund met een glas wijn. Ik liet de muziek mijn hoofd vullen en al mijn andere gedachten wegspoelen. Ik vroeg Fran regelmatig om met me mee te gaan, maar ze had altijd een of ander voorwendsel om niet te komen. Ik vroeg me af of ze veel tijd met Chris doorbracht.