Hij voer met grote snelheid langs Düsseldorf en Duisburg. Bij de havens leken de stedelingen zich langzaam en behoedzaam te bewegen, alsof ze verwachtten dat de zonsverduistering vreselijke gevolgen zou hebben.
Niet ver voorbij Dämmrich kwam Jake plotseling voor een dilemma te staan: een kilometer voor hem splitste de rivier zich in tweeën en de schepen verdeelden zich gelijkelijk over de twee armen. Jake keek door zijn vaders telescoop, maar de rode zeilen waren nog nergens te bekennen. Weifelend naderde hij de landtong tussen de twee rivieren waar de golven op stuksloegen. Toen hakte hij de knoop door en nam de rechterarm, die er iets breder uitzag.
Het bleek de verkeerde keus te zijn. Net toen hij de rivier opstoomde ving hij eindelijk een glimp op van de Lindwurm, op de andere rivierarm. Jake gaf een ruk aan het roer; de Aal wendde gevaarlijk slingerend de steven en werd plotseling overspoeld met schuimend water, dat Jake doorweekte en hem bijna overboord sloeg. Hij klemde zich uit alle macht vast aan het roer, dat onbeheerst trilde terwijl hij de Aal om de landtong heen stuurde. Door het ruwe water maakte de boot een plotselinge draaibeweging en kwam in de vaarroute van een veerboot terecht. De passagiers op het dek schreeuwden boos, er klonk het geluid van versplinterend hout en de veerboot voer door. De Aal was beschadigd, maar gelukkig niet lek en even later bereikte Jake het kalme rak van de linkerrivierarm.
Vanaf hier werd de rivier steeds breder naarmate hij dichter bij de zee kwam. Jake haalde de rode zeilen nu snel in. Uiteindelijk gleed hij de prachtige baai bij Hellevoetsluis binnen. Voor hem lag de Noordzee. De zon zakte langzaam naar de horizon en kleurde de hemel roze en vermiljoen. Het was een stille, warme avond geworden.
Jake tuurde naar de donker wordende horizon. Er lagen ongeveer vijftien schepen afgemeerd, elk schip een silhouet in de verte. Toen zag hij de Lindwurm. Het schip lag een eindje uit de kust, vlak bij een vissersdorp.
Jake keek door zijn telescoop naar het schip. Er lag een roeiboot bij de voorsteven en er werd proviand op het dek geladen. Even later voer het bootje terug naar de kust. Op de Lindwurm gonsde het van de activiteit nu de bemanning zich haastig klaarmaakte voor de reis.
Toen het grote met zeepok bedekte anker van de zeebodem werd gelicht voer Jake beschut door de snel invallende duisternis dichterbij. Hij glipte naar het benedendek en zette de motor uit, waarna de Aal geluidloos over het water gleed.
Toen hij bij de Lindwurm kwam zag hij hoe groot en mooi het schip was. Het robuuste hout rook nog naar de Rijnlandse bossen waar het was gekapt. De gigantische zeilen, net zo rood als de zonsondergang, glansden als fluweel.
In de grote romp bevonden zich op gelijke afstanden rechthoeken van warm licht; het waren de ramen van de prachtig ingerichte hutten. Achter het – getraliede – raam vlak bij de voorsteven meende Jake een bekend silhouet te zien. Hij keek ernaar door zijn telescoop en degene die verloren naar de zee staarde was... Topaz.
Op het dek schreeuwde een barse stem bevelen. Met een dof gerommel kwam de motor tot leven en even later begon het water achter het schip te borrelen toen de schroef in beweging kwam. Het houten monster zette koers naar open zee.
Jake wilde naar Topaz roepen, maar er stonden te veel soldaten op het dek. Toen zag hij de twee touwen waarmee de roeiboot was vastgelegd; ze hingen nog langs de romp omlaag, niet ver bij het raam van Topaz vandaan. Hij ging naast het schip varen, sprong met spartelende benen van de zijkant van zijn boot, botste tegen de romp op en greep een van de slijmerige touwen beet. Toen hij zich omdraaide zag hij de Aal naar de haven terugdrijven, waar het bootje naast een aantal andere vissersboten tot stilstand kwam.
Jake keek omlaag en zag dat hij zich recht boven de gigantische schroef bevond, een schimmige vorm die vlak onder het wateroppervlak bewoog. Hij had eerst langzaam gedraaid, maar nu zwiepten de bladen het water in een kolkende massa omhoog. Jake raakte er zo door gefascineerd dat zijn concentratie verslapte, en het natte touw gleed uit zijn hand. Hij slaakte een gedempte kreet toen hij viel en het touw de huid van zijn handen schuurde. Hij wist net op tijd weer houvast te vinden; onder zijn voeten voelde hij de onheilspellende cadans van de draaiende schroef.
Hij wond het touw om zijn onderarm en trok zichzelf omhoog. Zijn voorhoofd was nat van het zweet en zijn voeten waren doorweekt door het kolkende zeewater.
Jake zwaaide opzij en greep het andere touw beet. Hij moest al zijn krachten verzamelen om zich met zijn bloedende handen vast te houden. Langzaam maar zeker kroop hij over de zijkant van het schip naar het raam van Topaz.
Hij pakte de metalen tralies aan de buitenkant beet en hijgend van inspanning tuurde hij naar binnen. Er was niemand te zien.
De hut was gemeubileerd met donker antiek en grimmige portretten van Zeldts aristocratische en moordzuchtige familieleden. Jake zag een schilderij van Zeldt zelf hangen, gekleed in glanzend zwart, met een streng gezicht en in zijn bleke hand een wereldbol. Het schilderij deed hem huiveren, want het herinnerde hem eraan dat hij een indringer was in deze besloten, verboden wereld. Voor de haard stonden twee hoge, rechte stoelen en vanachter de stoel het dichtst bij het raam kwam een bleke hand tevoorschijn, die een boek van een tafeltje pakte.