‘Ja,’ zei Paolo. ‘Hoe kan ik officieel ontslag nemen? Het is duidelijk dat ik de Dienst alleen nog maar tot last ben en ik wil graag nu meteen naar Italië. Mijn arme mamma is vast doodongerust.’
‘Ontslag geweigerd,’ blafte Nathan. ‘Hoe onbekwaam en potsierlijk je ook bent, we kunnen niemand missen. Aan de slag! We hebben geen seconde te verliezen.’
27
De dodelijke boeken
Nathan en Charlie namen de paarden van Alan en Miriam. Ze openden de poort aan de andere kant van de binnenplaats, riepen een afscheidsgroet en draafden weg. Om uit het zicht te blijven van Zeldts soldaten bleven ze in de schaduw van de buitenmuur tot ze bij de weg kwamen, die ze bergafwaarts volgden.
Onverschrokken galoppeerden de paarden over de steile, rotsachtige helling omlaag. Met gebogen hoofd en opengesperde neusgaten namen ze de scherpe bochten. Binnen vijf minuten hadden ze de bosrand bereikt. Hier werd de weg breder en konden de paarden meer snelheid maken. De twee ruiters vlogen het donkere bos door.
Algauw kwam het poortgebouw in zicht. Toen ze dichterbij kwamen zagen ze dat het valhek juist werd neergelaten. Ze spoorden hun paarden aan en bogen zich diep over de nek van hun rijdier. De metalen punten van het hek schampten hun rug toen ze eronderdoor vlogen. Voordat de poortwachters goed en wel van de verrassing waren bekomen, waren de agenten de poort door en in zuidelijke richting afgeslagen, en reden ze in volle galop naar de bergen in de verte.
+++
Jake, zijn ouders en Paolo gingen haastig een eindeloze trap af van afgebrokkelde, met mos begroeide treden. Miriam ging hen voor door het naaldbos naar een plek waar de buitenmuur deels was ingestort. Ze hielpen elkaar over de brokstukken omhoog, sprongen aan de andere kant omlaag en liepen vervolgens langs de berghelling naar de oever van de snelstromende Rijn.
‘Dat daar is het boothuis,’ fluisterde Miriam, terwijl ze naar een laag houten gebouw naast de rivier wees. Ze gebaarde dat iedereen dekking moest zoeken in de schaduw van een grote eik. Tussen het kreupelhout door zagen ze twee van Zeldts soldaten in rode mantel bij de ingang op wacht staan.
‘Wat denk je, Alan? De deerne en de drenkeling?’
‘Uitstekend,’ stemde haar echtgenoot in.
Miriam trok haar jurk iets omlaag en maakte de veters van haar lijfje losser om er wulpser uit te zien.
Jake kon zijn ogen nauwelijks geloven. ‘Mam, wat doe je?’
‘Ik ben het lokaas, ik moet een zekere...’ Ze maakte haar zin niet af, maar schudde haar haar los en bracht lippenstift op uit een houten doosje. ‘Zo doen we dat hier,’ liet ze hem weten. ‘Als we mannelijk lokaas nodig hadden, zou je vader hetzelfde doen.’
‘Maar waarschijnlijk zonder lippenstift.’
‘Ja, ja!’ zei Jake blozend. ‘Doe nou maar.’
Miriam knipoogde naar haar echtgenoot en liep heupwiegend door het bos op de soldaten af.
Alan keek haar trots na. ‘Ziet ze er niet geweldig uit? Een vrouw is als een goede wijn: hoe rijper, hoe mooier.’
Ze zagen Miriam gejaagd naar de soldaten lopen, waar ze in het Duits begon te schreeuwen. Terwijl ze ervoor zorgde er zo aantrekkelijk mogelijk uit te zien gebaarde ze druk naar het water.
‘Een drama!’ vertaalde Alan zich verkneukelend. ‘Mijn kleine jongen is in de rivier gevallen en hij kan niet zwemmen!’
‘Trappen ze daar echt in?’ vroeg Jake weifelend.
De soldaten bogen zich naar voren om te zien waar Miriam naar wees. Ze bracht hun elk een ongenadig doeltreffende karateslag toe en duwde ze het water in. Luid schreeuwend probeerden ze terug te zwemmen naar de oever en zich aan het riet vast te klampen, maar ze werden meegevoerd op de sterke stroom.
‘Dat is ons teken,’ zei Alan, die de andere twee voorging door het kreupelhout.
Door de commotie waren er echter nog twee soldaten het boothuis uit gekomen.
‘Miriam!’ schreeuwde Alan toen ze in een tangbeweging op haar afkwamen. Ze reageerde razendsnel door een radslag opzij te maken en de soldaten sloegen met hun hoofd tegen elkaar. Tegen de tijd dat ze weer rechtop stonden en hun zwaard hadden getrokken, was Alan bij hen. Hij greep met een sprong een overhangende tak beet en velde de eerste soldaat met een goed gemikte hielstoot.
‘Hier!’ riep Miriam en ze gooide hem een rapier toe. Hij ving hem met één hand op en pareerde de aanval van de tweede soldaat. Hij deed dat zo flamboyant dat Jakes mond openviel van verbazing. Uiteindelijk bracht hij zijn tegenstander met het plat van zijn wapen uit evenwicht, pakte zijn enkel beet en gooide hem de rivier in.
‘Mam, pap...? Hebben jullie zojuist...’ Jakes mond hing nog steeds open. Waren dit echt zijn ouders, de verstrooide sanitairverkopers?
‘En dan was dit nog maar de warming-up,’ zei Alan, terwijl hij het stof van zijn wambuis klopte.