Home>>read Storm op komst free online

Storm op komst(89)

By:Damian Dibben


Door het gat stroomde nu een helder licht naar binnen, dat op Jakes verbaasde gezicht viel. Toen verschenen er twee hoofden in de opening.

‘Jake? Ben jij daar?’ De stem echode door de ruimte.

Jakes adem stokte in zijn keel. ‘Mam...?’ Hij durfde zijn oren nauwelijks te geloven.

‘Jake!’ klonk een andere stem. ‘Ben jij dat echt?’

‘Pap?’ riep Jake nu luid. ‘Mam! Pap!’ brulde hij, terwijl hij van de rots op het tapijt van geplette slangen sprong. Haastig ging hij van rots naar rots, klom door het gat, sprong omlaag op een plein – en stond oog in oog met zijn ouders.

Verwonderd bleef Jake staan. Trillend nam hij hen van top tot teen op. Ze hadden alle twee renaissancekleren aan: Miriam een rijk bewerkt (maar gescheurd) fluwelen gewaad en Alan een wambuis, kniebroek en stoere leren laarzen. Ze zagen er alle twee uitgeput, gekneusd en gehavend uit – en uitzinnig van vreugde.

‘Ik dacht dat ik jullie nooit meer zou zien,’ riep Jake, terwijl hij zijn armen om hen heen sloeg en zich uit alle macht aan hen vastklampte. ‘Ik dacht dat jullie voorgoed verdwenen waren!’ snikte hij tegen hun borst.

‘Hoe ben je in hemelsnaam hier beland?’ zei Miriam, terwijl ze de tranen van opluchting van haar wangen veegde. ‘De zestiende eeuw nota bene! Je vader en ik kregen bijna een rolberoerte toen we je gisteren door dat poortgebouw zagen gaan. Hoewel we je eerst nauwelijks herkenden zonder je prachtige krullen.’ Ze zuchtte en ging met haar vingers door zijn stoffige korte haar.

‘Hoe dan ook, hoe je hier ook bent gekomen,’ zei Alan trots, ‘je ziet er nu als een rasechte avonturier uit.’

‘Ik dacht,’ zei Miriam met een priemende blik op haar echtgenoot, ‘dat we hadden afgesproken dat we hem níét zouden aanmoedigen. Weet je nog?’

Jake liet hen los en lachte dolblij. ‘Jullie hebben me gisteren zien aankomen?’ vroeg hij. ‘Waar hebben jullie al die tijd dan gezeten?’

Miriam zuchtte. ‘Het heeft ons vier ellendige rotdagen gekost om uit die stompzinnige slangenkuil te komen.’

‘Met niet meer dan dit om een tunnel te graven!’ voegde Alan eraan toe. Hij haalde een oud pennenmesje uit zijn vestzak (al zijn zakken puilden altijd uit van de handige spulletjes). ‘Je moeder heeft het slangengebroed uitgeschakeld met een van haar minder welriekende parfums.’

‘Dat heb ik in Alexandrië geleerd, tweehonderd voor Christus,’ viel Miriam hem bij. ‘Slangen hebben een vreselijke hekel aan een topnoot van citrus.’

‘We hebben onszelf onder een berg rotsblokken gebarricadeerd en zijn gaan graven tot we bij het afvoerstelsel kwamen. Via een tunnel bereikten we de voet van de berg. We wilden juist aanvallen...’

‘... toen we jullie drieën zagen binnenkomen,’ maakte Miriam de zin van haar echtgenoot af. ‘Gaan jullie nog vertellen wat jullie hier in hemelsnaam doen? Ik verdenk Jupitus Cole.’

‘Ik kwam jullie zoeken,’ antwoordde Jake eenvoudig.

‘Zie je wel, een held!’ riep Alan triomfantelijk uit, terwijl hij zijn zoon op zijn schouder sloeg. ‘Een onvervalste held! Het zit hem in het bloed, Miriam, er is niks aan te doen.’

‘En ik hoorde iets over Philip,’ vervolgde Jake zenuwachtig. ‘Leeft hij echt misschien nog?’

Alan en Miriam keken elkaar ernstig aan.

‘We voelen dat hij nog leeft,’ zei zijn moeder zacht. ‘Maar we hebben deze keer niets gevonden.’

‘Meneer en mevrouw Djones, uw timing is onberispelijk!’ riep Nathan met zijn lijzige tongval uit. Hij sprong naast hen op de grond. ‘Dus u hebt Zeldts wapentuig ontdekt?’ vroeg hij met een knikje naar de rij reusachtige katapulten die op de binnenplaats stonden en waarvan er één de muur naar de kerker had doorboord.

‘Hij stond de andere kant uit,’ lichtte Alan toe. ‘Ik heb mezelf bijna een hernia bezorgd bij het omdraaien.’

‘Mevrouw Djones, met uw welnemen, wat zit uw haar prachtig,’ vervolgde Nathan charmant. ‘Opgestoken met een waterval van krullen is zeer à la mode, zeer vroege barok. Het maakt u jaren jonger.’

‘Dat is grappig,’ zei Miriam, die ongevoelig was voor zijn charmes, ‘je zei hetzelfde toen het steil was en ik het los droeg.’

‘Heus...?’ Nathan was even van zijn stuk gebracht. ‘Dan bent u dus eeuwig jeugdig. Perfect.’

Charlie hielp een lijkbleke Paolo de binnenplaats op.

‘Daar is hij, Charlie Chieverley.’ Alan straalde. ‘Er maakte zich namelijk iemand nogal zorgen om je.’

Er flitste iets kleurigs door de lucht en meneer Drake daalde van de tinnen van de kasteelmuur neer op Charlies schouder. Hij krijste en fladderde opgewonden met zijn vleugels.