‘Deze kant uit! Snel!’ riep Nathan, die naar de overloop was teruggehold.
Maar het was te laat.
Overal om hen heen klonk mechanisch geklik en een voor een begonnen de trappen langzaam om hun as te wentelen. Nathan, die niet op zijn slechte been kon staan, was de volgende die omlaag viel, waarbij hij een stellage schampte.
Jake en Charlie wisten op een rechte trap over te stappen – totdat ook die begon te kantelen en even later ondersteboven hing. Charlie viel; Jake kon de rand van een andere trap vastpakken, maar die bewoog ook – voor hem de verkeerde kant uit. Hij klampte zich uit alle macht vast, maar uiteindelijk glipten zijn vingers weg en moest hij loslaten.
Toen hij op de grond neerkwam hoorde hij iets kraken onder zijn voeten. Hij verloor zijn evenwicht en viel op zijn rug. De bodem was bedekt met een laag donker, stoffig zand, veel zachter dan het er van bovenaf had uitgezien, maar zijn lichaam beefde van schrik. Het was alsof er aan alle kanten stemmen klonken, die samen een onverstaanbaar geroezemoes vormden.
Jake ging zitten en probeerde zijn blik te focussen. Naast hem lag iets wits op de grond. Het duurde even voordat hij doorhad dat het eieren waren. Zwarte mamba-eieren, en bij zijn val had Jake er twee gebroken.
Hij voelde zijn oren ploppen en hij kon weer normaal horen.
‘Links van je!’ brulde Nathan. ‘Links van je!’
Jake zag het dier vanuit zijn ooghoek: de moeder van de geplette kleine mamba’s, een slang zo dik als het been van een volwassen man, gleed over het donkere zand op hem af. Hij probeerde overeind te komen, maar hij was versteend van angst. De slang verhief zich en sperde haar inktzwarte muil open. Ze siste dreigend en ontblootte haar giftanden. Als een bezeten demon schoot ze op Jake af. Hij dook weg en was zich slechts ten dele bewust van het zwiepende staal en een hakkend geluid.
Een grote moot mambakop vloog door de lucht. De rest van het slangenlichaam leek even te bevriezen, voordat het in een levenloze hoop neerviel.
Naast hem stond Charlie, zuchtend van opluchting en met in zijn handen het zwaard dat hij uit Von Blieckes hand aan de half opgegeten onderarm had genomen. ‘Gaat het?’ vroeg hij.
‘Hierheen! Snel!’ schreeuwde Nathan. Paolo en hij hadden zich boven op de grootste rots verschanst. Charlie trok Jake overeind en wegduikend voor nog meer woeste slangen renden ze naar de rots. Nathan stak zijn hand uit en trok Jake omhoog. Toen Charlie hem achterna wilde komen, schoot er een kleinere, maar snellere slang uit de schaduw omhoog en zette zijn vlijmscherpe tanden in het dikke leer van Charlies laars.
Charlie slaakte een kreet en stootte zijn zwaard in de keel van de slang. Sissend ontsnapte de lucht uit de slangenmuil. De slang kronkelde wild en viel toen slap neer. Charlie moest een paar keer met zijn laars schoppen voordat de dode kaak losliet. Toen klom hij naar de andere drie boven op de rots.
‘Mooi werk,’ zei Nathan, terwijl hij zijn kameraad op de rug klopte. ‘Je bent vast blij dat ik heb aangedrongen op die laarzen van stierenleer.’
De tranen stroomden Paolo over de wangen. ‘Waarom ben ik ooit bij deze organisatie gegaan? Waarom?’ kermde hij. ‘Ik had boekhouder kunnen zijn. Mijn moeder wilde dat ik boekhouder werd. Ik kon een baan krijgen bij de Banco Medici in Florence. Ik had met een telraam aan een klein bureau kunnen werken, met uitzicht op de pauwen in de tuin. Ik had een leven kunnen hebben vol zonneschijn en torta della nonna. En moet je me nu zien, boven op een rots in een kerker met een jasje zonder mouwen omringd door zwarte mamba’s!’
‘Bekijk het van de zonnige kant,’ zei Nathan. ‘We leven nog, nietwaar? En we hebben Von Blieckes zwaard. Waar zouden we zonder dat zwaard zijn?’
‘Hoera! Hoera! We hebben een zwaard!’ Paolo klonk half krankzinnig. ‘Laten we dansen om het te vieren!’ Hij stond op en begon de horlepijp te dansen. ‘Snap je het dan niet, idioot? We zijn er geweest!’
Uit elk donker hoekje en onder elke steen vandaan waren de slangen komen aankruipen; er doken er steeds meer op uit de ontelbare gaten in de grond. De meterslange gevaarten kwamen recht op de jongens af.
Ondanks zijn bravoure wist Nathan dat ze weinig kans maakten, zelfs met Von Blieckes zwaard. Drie of vier van de monsters zouden ze wel aankunnen, maar zó veel...
Paolo sloot zijn ogen en begon te bidden. De anderen kropen steeds dichter tegen elkaar aan. De eerste slangen bereikten de voet van de rots, hun woede aangewakkerd door de honger. Hun tongen flitsten in en uit hun bek en ze sisten opgewonden naar elkaar.
Plotseling hoorden de jongens achter de muur van de kerker een gedempt suizend geluid, gevolgd door een oorverdovende dreun. Er vlogen stukken rots uit de achterwand en er verspreidde zich een grote stofwolk door de ruimte. Verbijsterd keken ze toe. Toen klonk er een tweede dreun: een rotsblok zo groot als een koe vloog het labyrint in en een straal zonlicht scheen naar binnen. In zijn vlucht verbrijzelde de rots twee trappen en toen hij op de grond neerkwam rolde hij dreunend door en vermorzelde elk levend wezen dat zich op zijn pad bevond. Er klonk een verstikte kakofonie van gesis, waarna het rotsblok tegen een muur tot stilstand kwam. Nathan griste het zwaard uit Charlies hand en met hernieuwde kracht hakte hij kordaat op de resterende slangen in.