Home>>read Storm op komst free online

Storm op komst(81)

By:Damian Dibben


Ze wierp een blik op Jakes gezicht. Zijn baard was losgekomen en ze rukte hem af. Het deed flink pijn, maar Jake ging nog liever dood dan dat hij nog een keer pijn of angst liet zien. Vervolgens keek Mina Charlie dreigend aan. Charlie probeerde net zo dreigend terug te kijken. Ten slotte richtte ze haar aandacht op Topaz en nam de hoed van haar hoofd. Ze fronste alsof het gezicht haar bekend voorkwam. Toen sperde ze verbaasd haar ogen open.

‘Bedriegen mijn ogen me nu,’ riep ze uit, ‘of is dat Topaz Saint Honoré in eigen persoon?’

‘In Venetië heb je misgeschoten,’ zei Topaz pesterig, ‘dus deuxième fois la chance, tweede keer beter.’

‘Ik schiet nooit mis!’ siste Mina. ‘Falen is mij even onbekend als’ – ze koos het woord zorgvuldig – ‘genade.’ Ze hervond haar zelfbeheersing. ‘Breng ze naar Zeldt!’ beval ze.





25

Boeken, ratten en rampen


Ze werden via een achtertrap weer omhoog het kasteel in geleid. De tocht verliep in een onbehaaglijk stilzwijgen. Weldra waren ze bij de grote bibliotheek in Zeldts privésuite.

Het was dezelfde lange ruimte als waar Nathan en Paolo twee dagen eerder waren binnengebracht, met de vele haardvuren, de boekenkasten vol oude banden en in elke schemerige nis een borstbeeld uit de renaissance.

Jake, Topaz en Charlie werden ruw in een stoel geduwd aan het uiteinde van de lange tafel. Met een krachtig gebaar gaf een van de soldaten te kennen dat ze moesten wachten. Om te zorgen dat ze gehoorzaamden bleef er bij alle drie een soldaat achter hun stoel staan. Zeldts troon aan het andere uiteinde was leeg – vooralsnog.

‘Meneer Drake is vast doodongerust,’ fluisterde Charlie.

Topaz kneep in zijn hand. ‘Hij redt zich wel. Hij is vindingrijk,’ antwoordde ze zacht.

Gespannen wachtten ze af. Door de openslaande ramen zagen ze de zon boven de Rijnvallei opkomen en ze werden verblind door het schitterende licht. Af en toe keerde een van hen zich om en ontmoette dan de ijzige blik van een soldaat.

Toen de klok zeven uur sloeg verschenen er twee bedienden met een zilveren dienblad met eten. Vooral Charlie veerde verwachtingsvol op; het enige wat hij de afgelopen 24 uur had gegeten was een kom lauwe koolsoep.

Jammer genoeg was het eten niet voor hen bestemd. Het werd voor de lege troon neergezet. Er dreven verleidelijke geuren in de richting van de gevangenen.

De volgende die de zaal in kwam was een oude bekende: Felson, de vervaarlijk uitziende hond die van Von Bliecke was geweest. Hij liep naar het uiteinde van de tafel, herkende Jakes geur en begon te grommen.

‘Lang niet gezien,’ zei Jake plagend.

Felson ontblootte zijn tanden, maar toen naderden er weer voetstappen. Hij draafde snel naar de dichtstbijzijnde haard en ging rillend zitten.

Mina Schlitz kwam de zaal in. Zonder aandacht te schenken aan de aanwezigen begon ze de vensters en de haarden te controleren; ze voelde onder de tafelrand en inspecteerde de zilveren dienbladen met eten. Tevredengesteld draaide ze zich om naar de deur en knikte kort.

De deur werd geopend door een onzichtbare soldaat en prins Zeldt schreed de zaal in.

Het was alsof de temperatuur plotseling daalde, alsof de prins een onzichtbaar ijzig aura verspreidde.

Ook Zeldt leek de kou te voelen: hij trok zijn bontmantel steviger om zich heen en liep naar een van de haarden. Hij zette zijn smalle leren laars behoedzaam tegen een brandend houtblok en gaf het een duw. Het vuur laaide hoger op.

De prins draaide zich om en bleef als aan de grond genageld staan. Onmiddellijk, instinctief, ging zijn blik naar Topaz, en zijn lippen krulden zich tot een boosaardige grijns. Topaz zelf bleef strak voor zich uit kijken. Mina nam het tweetal nieuwsgierig op. Ze haalde haar slang uit zijn doosje, wikkelde hem om haar onderarm en aaide hem onder zijn kin.

Zeldt nam plaats op zijn troon. Hij legde zijn servet op schoot en terwijl een van de bedienden zijn eten opschepte bladerde hij door een stapeltje papieren.

Met een boze blik keek Jake toe hoe hij zijn ontbijt met kleine, zorgvuldige hapjes maar zonder veel smaak opat. Voor Zeldt was eten een vulgaire bezigheid, wat deels de reden was dat hij er zo bleek en bloedeloos uitzag. Hij schoof zijn bord opzij en schonk zichzelf een kop slappe jasmijnthee in. Met getuite lippen nam hij een slokje en zette het kopje zorgvuldig weer neer op het schoteltje.

‘Om twee uur vanmiddag is er een zonsverduistering,’ zei hij uiteindelijk, met een stem die zo zacht was dat de anderen zich afvroegen of hij wel tot hen had gesproken. ‘Als indringers in deze uithoek van de geschiedenis zijn jullie je daar natuurlijk niet van bewust.’ Hij nam nog een afgemeten slokje thee.

‘Ik heb het uiteraard niet zelf gearrangeerd; dat zou pas indrukwekkend zijn... Nee, dit spektakel wordt geheel kosteloos door “de hemelen” verzorgd.’ Opnieuw liet de prins zijn ogen op Topaz rusten, met een mengeling van fascinatie en weerzin. ‘Een zonsverduistering is een van de weinige dingen in de geschiedenis waar een mens zich volledig op kan verlaten.’