Home>>read Storm op komst free online

Storm op komst(69)

By:Damian Dibben


‘Onze oude vriend de Lindwurm, als ik me niet vergis,’ zei Charlie op veelzeggende toon. Hij haalde zijn telescoop uit zijn zak en tuurde ernaar. ‘Geen schip dat je snel vergeet.’ Hij gaf de telescoop aan Topaz, die het vaartuig met opeengeklemde lippen bestudeerde.

‘Wat is de Lindwurm?’ vroeg Jake.

‘Zeldts favoriete oorlogsschip,’ antwoordde Charlie. ‘Het verhaal gaat dat hij het hout heeft geverfd met het bloed van zijn vijanden, vandaar die zwarte glans. De Lindwurm ontleent haar naam aan een schepsel uit de diepte: half slang en half draak.’

Topaz gaf de telescoop aan Jake en hij bekeek het vaartuig nieuwsgierig. Het was een mooi schip, even schitterend als vervaarlijk. De drie reusachtige rode zeilen glansden als fluweel. In het midden van elk zeil was, in een nog dieper rood, Zeldts symbool van het schild met de slang aangebracht.

‘Het ziet eruit alsof ze zich klaarmaken voor vertrek,’ zei Jake, terwijl hij naar de soldaten wees die kisten aan boord brachten.

‘Nog even niet, hoop ik,’ zei Charlie en hij liet zijn zweep knallen om de paarden aan te sporen.

De koets klom zigzaggend omhoog. Bij tijd en wijle verdween het kasteel uit het zicht om na een bocht in de weg weer boven hen uit te torenen, telkens iets dichterbij en beter zichtbaar.

Het weer veranderde. Beneden was het een warme, zonnige dag geweest. Maar hier, halverwege de top, werd het kouder en de lucht ijler. Charlie begon te rillen.

Plotseling bleven de paarden staan. Een van hen hinnikte angstig, stampte met zijn hoeven en schudde zijn hoofd heen en weer.

‘Wat is er?’ vroeg Charlie aan het dier. Hij snapte er niets van: de weg voor hen was leeg. Het deksel van de koffer naast hem ging een stukje omhoog en meneer Drake, die ook gevaar had gevoeld, keek met zijn kraaloogjes van links naar rechts.

Jake leunde uit het raampje en zag tussen de bomen iets bewegen. Hij tuurde naar het donkere bos, waar een kille bries door de takken ruiste. Toen zag hij een schimmige gestalte rennen.

Charlie, die het ook had gezien, liet geschrokken de teugels vallen.

De gestalte schoot tussen de bomen door, zijn voetstappen gedempt door het zachte mos. Hij droeg een zwarte puntmuts en een lange, zwarte mantel die achter hem aan wapperde. Vijftig meter voor hen uit kwam hij het bos uit en bleef met zijn rug naar hen toe op de weg staan.

Jake strekte zijn nek om hem beter te kunnen zien. Hij had wel vaker als heksen verklede mensen gezien, met Halloween, maar deze zag er angstaanjagend echt uit. De mantel was gescheurd en zat onder de modder, maar was gemaakt van fijne stof waar ingewikkelde patronen in waren geweven.

De gestalte verroerde zich niet. De paarden snoven en bleven angstig met hun hoeven stampen. Charlie haalde behoedzaam zijn zwaard uit de schede, terwijl Topaz in de koets haar dolk al had getrokken.

De zwarte gedaante draaide langzaam zijn hoofd om. Het gezicht – of wat ervan zichtbaar was – was op een vreemde manier mooi: onder de doorschijnend bleke huid lag een netwerk van blauwe aderen. Even maakten de ogen contact met die van Charlie; toen schoot de gestalte er weer vandoor. De inzittenden van de koets zagen hem tussen de bomen door schieten alsof hij aan een onzichtbare draad werd voortgetrokken. In de verte voegde hij zich bij nog twee donkere schaduwen. Ze draaiden zich een laatste keer naar de koets om en verdwenen toen uit het zicht.

Iedereen zuchtte opgelucht en Charlie en Topaz staken hun wapen weg.

‘Niets om bang voor te zijn, het zijn maar veredelde vogelverschrikkers,’ zei Charlie in een poging nonchalant te klinken, ook al ging zijn hart tekeer.

‘Vogelverschrikkers?’ vroeg Jake.

‘Een oud middeleeuws gebruik. Rijke landeigenaren gebruiken ze om indringers af te schrikken. Het zijn maar acteurs.’

‘De rest van de voorstelling hoef ik niet te zien,’ zei Jake.

Naarmate de weg dichter bij de top kwam werd hij steeds steiler en daalde de temperatuur nog verder. De paarden werden weer angstig en de opgeruimde toon waarmee Charlie ze probeerde aan te sporen kon zijn groeiende onrust niet verhullen. Vanachter het raampje zag Jake de rand van de afgrond naast hen. Af en toe verdween er een steen in de nevelige diepte.

Toen ze de laatste bocht om waren doemde Kasteel Schwarzheim in al zijn afschrikwekkende pracht voor hen op. Het zag er net zo massief uit als de kale berg zelf: een immens doolhof van borstweringen, stenen trappen en torens die zich hoog in de wolkenlucht verhieven. Jake zag uit de dichtstbijzijnde toren een heel aantal waterspuwers steken. Er waren allerlei soorten monsters bij: draken, tweekoppige gorgonen en woeste apen met wijd opengesperde muilen, alsof ze geluidloos krijsten. Het deed Jake aan een van zijn favoriete schilderijen denken: een tableau uit de victoriaanse romantiek met ruiters die een door storm geteisterd kasteel naderen, waarvan de muren oplichten in de schemering.