Home>>read Storm op komst free online

Storm op komst(64)

By:Damian Dibben


Die vakantie in de Dordogne was de laatste keer dat ze met z’n allen op reis waren geweest: de winter erna was Philip verdwenen.

Plotseling hoorde Jake iemand op de rivier roepen.

‘Kijk,’ zei Topaz, die naast hem was komen staan. Ze wees naar een lange boot die stroomafwaarts voer. Op het dek brandden lantaarns en de bemanning zwaaide naar de dorpelingen op de oever.

‘Vrachtschepen, zo te zien,’ zei ze tegen hem. ‘Waarschijnlijk op weg naar Keulen of Düsseldorf, misschien zelfs Holland. De Rijn is een reusachtige rivier...’

Jake knikte, wierp een blik op Topaz en keek weer naar het water. ‘Wat is er met die donjuan gebeurd?’ vroeg hij zo nonchalant mogelijk.

‘Laat ik het zo zeggen,’ antwoordde ze. ‘Het soort jongen dat je in Duitsland op een zomerfeest tegenkomt verandert in de loop der eeuwen nauwelijks.’

‘De vloek van de vakantieliefde,’ beaamde Jake. ‘Eerlijk gezegd heb ik nog nooit een vakantieliefde gehad, maar het leek me wel een verstandige en wereldwijze opmerking.’

Topaz keek hem lachend aan.

‘Dat is niet helemaal waar,’ herinnerde Jake zich plotseling. ‘Ik vergat Mirabelle Delafonte. Ze deed me een aanzoek in de spooktrein in het attractiepark Alton Towers.’

‘Mirabelle Delafonte? De vrai? Heette ze echt zo?’

‘Ik vrees dat het nog erger was. Mirabelle Portia Svetlana Ida Delafonte. Haar ouders hadden een zwak voor amateurtheater, om het zacht uit te drukken.’

Topaz giechelde. ‘Heb je het aanzoek aanvaard?’

‘Terwijl ik erover “nadacht” zoog ze haar mond aan mijn gezicht vast en raakte mijn wang verstrikt in haar beugel. We moesten bijna operatief gescheiden worden.’

Topaz proestte het uit; ze zag het beeld van Mirabelle Delafontes hinderlijke beugel voor zich en bijna vijf minuten lang gierde ze van het lachen. Steeds leek ze zichzelf weer in de hand te krijgen, maar dan begon ze weer. Uiteindelijk haalde ze diep adem en bekende: ‘Ik ben vreselijk als ik eenmaal begin.’

Jake durfde het nu aan om haar een paar vragen te stellen. ‘Zo, om weer met beide benen op de grond te komen, hoe lang... doe jij dit al? Bij de Geheime Dienst van de Wakers van de Tijd bedoel ik.’

Topaz staarde over de rivier. ‘Ik ben geboren tijdens de Slag bij Poitiers in de Honderdjarige Oorlog. En met “tijdens” bedoel ik dat het blijkbaar in de ammunitietent midden op het slagveld is gebeurd. Gelukkig herinner ik het me niet. Maar ik herinner me wel mijn eerste kruistocht, toen ik vier was. Als “inwijding” nam mijn moeder me mee naar Jeruzalem in de elfde eeuw en sinds die tijd is er niet veel veranderd.’

Jake meende een zekere kilte in haar stem te horen. Hij wist niet of het verstandig was, maar voordat hij er erg in had stelde hij nog een vraag. ‘En als ik vragen mag... wat is er met je ouders gebeurd?’

Elk spoor van een glimlach verdween en er gleed een uitdrukking van diep verdriet over Topaz’ gezicht.

Jake voelde zich vreselijk. ‘Het spijt me, ik had het niet moeten vragen.’

‘Het geeft niet. Ik begrijp het wel. Jij maakt je zorgen over jouw ouders,’ zei Topaz dapper. ‘Alan en Miriam zijn geweldige mensen, Jake. Ik weet zeker dat ze veilig zijn. Ik voel het,’ zei ze, terwijl ze een hand op haar hart legde. Ze keek hem in zijn ogen. ‘Het verhaal van mijn ouders was heel anders.’

Meer wilde ze er niet over zeggen. Ze bleef nog even over de rivier staan staren, draaide zich toen om en pakte Jakes hand beet. ‘Laten we op zoek gaan naar Charlie voordat zíjn vakantieliefde uit de hand loopt.’

Jake lachte en liep achter haar aan terug naar het feestgedruis.

Flarden muziek dreven door de vallei en over de Rijn. Een warme bries voerde ze mee door de nacht naar het kasteel hoog op een van de bergtoppen, waar achter de vijf meter dikke granieten muren twee figuurtjes verloren in een kerker zaten...

+++

‘Ik vraag me af wat zijn laatste maaltijd was,’ mijmerde de een.

Nathan Wylder en Paolo Cozzo zaten tegen de klamme muur geleund van een cel die slechts werd verlicht door de smalle straal maanlicht die door een getralied schietgat viel. Een van de muren bestond uit een hekwerk van dikke ijzeren tralies, waarachter de rest van de naargeestige kerkers zichtbaar was. In Nathans ogen glinsterde nog onverzettelijkheid, maar Paolo was een en al wanhoop.

‘Wat zijn laatste maaltijd ook was, die ga ik mooi niet bestellen,’ verkondigde Nathan. Het object van zijn mijmeringen was een skelet dat tegen de andere muur van de cel aan lag.

Paolo rolde met zijn ogen. Zijn maag maakte een vreemd rommelend geluid. Na ongeveer een minuut mompelde hij somber. ‘Hoe weet je dat het een man is?’

‘Was dat een vraag?’ riep Nathan uit. ‘Wat spannend! We voeren een gesprék! Je zei dat je dat niet meer ging doen. Hmmm, je hebt gelijk, misschien is het een jongedame. Dat verandert de zaak.’ Hij ging met een hand door zijn samengeklitte haar, trok zijn gescheurde jasje recht en knipoogde verleidelijk naar het skelet. ‘Heb je vanavond iets te doen?’