Het was leuk geweest dat zij op hem had gepast, maar deze middag was Jake direct na de laatste les op school de trap af gestormd. Vrijdag was de dag dat zijn ouders terugkwamen en hij wilde zo gauw mogelijk thuis zijn. Toen hij door Greenwich Park holde, waar heel Londen zich voor hem uitstrekte, had hij aan de horizon de grote zwarte donderwolken bijna strijdlustig zien naderen.
Op dat moment waren Jupitus Cole en Norland de chauffeur uit de schaduw van het Royal Observatory tevoorschijn gekomen.
Natuurlijk drong het pas dagen later tot Jake door hoe toepasselijk de locatie was geweest: het Royal Observatory was de plek waar in 1668 onder anderen meneer Hooke van de acht jaar eerder opgerichte Royal Society had gewerkt aan het verband tussen ruimte en tijd.
Die ontmoeting met Jupitus en Norland was nog niet zo lang geleden en nu zat Jake in deze vreemde kamer en zou zijn leven, zo had Jupitus hem gewaarschuwd, ‘ontegenzeglijk’ veranderen.
Plotseling ging de deur van Jupitus’ kantoor open. ‘Kom binnen, jongeheer Djones,’ sprak hij kortaf.
Jake stond op en liep naar de deur. Toen bleef hij abrupt staan, draaide zich om en zag dat iedereen hem aanstaarde. Betrapt gingen ze snel weer aan het werk en Jake ging naar binnen.
3
Schepen en diamanten
‘Deur dicht,’ blafte Jupitus en Jake gehoorzaamde behoedzaam.
Jupitus zat alweer achter zijn bureau en maakte driftig aantekeningen met zijn vulpen. De schone kleren die hij had aangetrokken waren vrijwel identiek aan wat hij daarvoor had gedragen: een wit overhemd, een zwarte das, een donkere pandjesjas en een broek met een smal streepje. Zijn natte kleren lagen in een hoopje op de grond.
Jake keek om zich heen. Het kantoor had gelambriseerde muren en was een ware schatkamer. Hij zag een marmeren buste van een Romeinse keizer, een vitrinekast vol zwaarden en antieke wapens, een tijger met opengesperde muil, oude schilderijen van leden van adellijke en koninklijke families, en nog meer globes en kaarten. Naast de knetterende haard stond een grote opgezette vogel met een opvallende, gekromde snavel.
‘Is dat...?’
‘Een dodo, ja,’ zei Jupitus kortaf zonder zelfs maar op te kijken. ‘Een van de laatste die deze aarde heeft bewandeld. Maar van wandelen komt nu natuurlijk niet veel meer. Zo, dus jij vraagt je af wat je hier doet. Wie wij zijn.’
‘Dat is zacht uitgedrukt,’ antwoordde Jake. ‘Om te beginnen wil ik weten hoe u mijn ouders kent.’
‘Ik moet eerst je ogen controleren,’ kondigde Jupitus aan zonder op Jakes vraag in te gaan.
‘Mijn ogen...?’
Jupitus opende een la van zijn bureau en haalde er een zilveren, in donker hout gevat instrumentje uit. Het bleek een loep te zijn, zoals juweliers gebruiken om naar edelstenen te kijken. Jupitus bond hem voor zijn rechteroog en trok het riempje om zijn hoofd strak. Hij kwam achter zijn bureau vandaan.
‘Ga zitten,’ beval hij.
‘Er is niks mis met mijn ogen.’
Jupitus bleef afwachtend staan en met tegenzin ging Jake zitten.
‘Doe je tas af.’ Jupitus gebaarde naar Jakes schooltas. Jake deed hem af en legde hem op het bureau neer. Met een druk op een knopje klikte Jupitus het cirkelvormige lampje op het instrument aan en tilde vervolgens Jakes kin op. ‘Ogen wijd open, alsjeblieft.’ Hij leunde naar voren en tuurde door zijn apparaatje naar de rechterpupil van de jongen.
‘Wat ís dit?’
‘Ssst!’ Jupitus verplaatste zijn aandacht naar de linkerpupil en keek met samengeknepen ogen door zijn loep. ‘En nu je ogen sluiten.’
Jake gehoorzaamde. Jupitus liet het licht om beurten op zijn gesloten oogleden schijnen.
‘Vertel me nu welke vormen je voor je ogen ziet.’
‘Vormen? Ik... ik zie helemaal geen vormen.’
‘Natuurlijk zie je vormen! Ze hebben wel verschillende groottes, maar de vorm is gelijk. Zijn het rechthoeken, vierkanten, cirkels? Kijk goed. Wat zie je?’
Jake concentreerde zich uit alle macht – en begon inderdaad iets te zien. ‘Ik geloof dat ze eruitzien als... diamanten.’
‘Diamanten? Weet je het zeker? Geen ruiten? Geen vierkanten?’ vroeg Jupitus ongeduldig.
‘Heel zeker. Het zijn diamanten. Ik zie ze nu overal.’
Jupitus keek hem kwaad aan alsof Jake hem had beledigd. ‘Is hun vorm symmetrisch, duidelijk omlijnd of vaag?’ drong hij aan.
‘Duidelijk omlijnd, geloof ik.’
Jupitus haalde diep en trillerig adem. ‘Geluksvogel,’ mompelde hij nauwelijks hoorbaar. Hij trok de loep van zijn hoofd, gooide hem op het bureau en ging weer zitten.
‘Ik zal meteen ter zake komen. We vertrekken aanstonds naar Frankrijk. We reizen per zeilschip. En jij gaat met ons mee.’
Jake lachte vol ongeloof. ‘Pardon? Frankrijk? Vanávond?’