Met bonzend hart keek hij om zich heen op zoek naar het zilveren doosje. De tent was spaarzaam gemeubileerd: een bureau, een kleine kast en een aantal huiden op de vloer. Op het bureau stond een ganzenveer in een porseleinen potje met groene inkt. Ernaast lag een stuk perkament, waarop met keurige, nog natte letters de bekende woorden stonden:
+++
Gastenlijst Superia-conferentie
Kasteel Schwarzheim
+++
Eronder stond een lange rij namen van allerlei nationaliteiten: Italiaans, Spaans, Russisch, Hollands... Naast elke naam stond een woord: goud, tin, graan, bont enzovoort. Jake vouwde het perkament haastig op en stak het in zijn binnenzak.
Hij besefte dat hij zich liet afleiden: hij was voor het doosje gekomen. In de laden van het lage kastje zat niets. Wanhopig keek Jake om zich heen, en toen zag hij het op Mina’s veldbed staan. Hij maakte het open en zag twee glazen voorwerpen. Het ene was een verzegelde capsule zonder een duidelijke boven- of onderkant met een kleverige, gele substantie. Het andere was een gekurkt flesje met een wit poeder. Jake haalde het uit het doosje om de inhoud te bekijken: het zag eruit als talkpoeder.
Plotseling zag hij nog een doosje bij Mina’s kussen liggen, waar geluidloos een dunne, dodelijke slang met een rode tekening op zijn rug uit tevoorschijn kwam. Geschrokken liet Jake het flesje met het poeder vallen.
Gelukkig was het nog heel. Jake wilde zich bukken om het op te rapen, maar de slang siste een duivelse waarschuwing. Toen hoorde hij voetstappen naderen. Net op het moment dat Mina de tent in kwam dook hij weg in een hoek en trok een dierenhuid over zich heen.
Ze haalde een paar leren handschoenen uit het eikenhouten kastje en haastte zich weer naar buiten. Maar ze voelde onraad en bleef in de tentopening staan. Ze draaide zich langzaam om, zag het flesje op de grond liggen en het zilveren doosje geopend op haar bed staan. Op dat moment liet haar rode slang zich op de grond vallen en gleed naar het bergje bont in de schaduw.
Vanuit zijn schuilplaats zag Jake de slang op hem afkomen. Hij hoorde het bloedstollende geluid van Mina’s zwaard dat uit de schede werd getrokken.
Met een luide kreet wierp hij de dierenhuid van zich af, waarna hij het kastje in Mina’s richting omgooide en onder het tentzeil door dook. Hij rukte de hoofdscheerlijn uit de grond en de tent zakte langzaam in. Toen hij wegholde bleef hij in de touwen haken. Hij bevrijdde zijn voet, krabbelde overeind en spurtte het kamp uit naar het donkere bos aan de andere kant van de vallei.
‘Hou hem tegen!’ bulderde Mina, die uit haar ineenstortende paviljoen tevoorschijn kwam.
Vijf in mantels gehulde soldaten zetten onmiddellijk de achtervolging in. Gewapend met pijl en boog gingen ze achter Jakes vluchtende silhouet aan. Bij de rand van het bos bleef Jake buiten adem staan en keek achterom. Van drie kanten zag hij gestalten door de maanverlichte vallei naderen. Met trillende hand trok hij zijn zwaard. Het wapen raakte verstrikt in zijn mantel en met moeite wist hij het te bevrijden.
Plotseling klonk er een scherp geluid; een pijl suisde langs zijn hoofd en boorde zich in een boom. Jake bleef als aan de grond genageld staan. Er volgde een tweede pijl. Zijn ogen sperden zich open toen een volgende pijl recht op hem afkwam. Met de kracht van een hamer trof hij in het midden van zijn borstkuras doel; de pijl sloeg een deuk in het metaal en ketste er met een hol geluid op af.
Jake draaide zich om en holde het bos in. Zijn voeten vonden als vanzelf hun weg tussen de bomen door, terwijl hij met zijn handen zijn gezicht beschermde tegen de zwiepende takken. De pijlen suisden van alle kanten op hem af. Plotseling hoorde hij iets scheuren en hij voelde een pijnscheut. Een pijl had zijn arm geschampt en de huid boven zijn elleboog opengereten. Hij ging met zijn hand naar de wond en het warme bloed stroomde over zijn vingers.
De adrenaline hield zijn benen in beweging en zijn voeten stevig op de ongelijke bosgrond. Toen hoorde hij een jachthoorn; hij draaide zich om en zag een groepje ruiters tussen de bomen door galopperen. Opeens bleef zijn voet achter een wortel haken en hij smakte tegen de grond. De takken kraakten luid toen hij door de doornige struiken rolde. Hij botste tegen een boom en zijn zwaard vloog uit zijn hand.
Jake opende zijn ogen en zag het heldere maanlicht dat tussen de takken door op hem neerviel. Hij hoorde voetstappen naderen en wist dat dit het eind was. Hij voelde zich zo dom. Hoe had hij ooit kunnen denken dat hij het in zijn eentje kon opnemen tegen een leger uit een ander land en een ander tijdperk? De voetstappen hadden hem bereikt en uit het donkere kreupelhout doemde een gestalte in een mantel op. Het was de soldaat die tijdens de rit vanuit Venetië naast Jake had gezeten.
De ogen van de jongen stonden uitdrukkingsloos. Hij trok zijn zwaard en maakte aanstalten om toe te stoten. Toen welde het overlevingsinstinct in Jake op. Hij sprong overeind, raapte een gevallen tak op en slingerde die naar het hoofd van zijn belager. Er klonk een doffe dreun, de ogen van de soldaat knipperden en hij viel achterover met zijn hoofd tegen een boom.