De glimlach verdween van Gondolfino’s gezicht. Hij wendde zich tot Nathan en bekeek hem door zijn monocle. ‘Ah, jij bent het,’ merkte hij op. ‘Kom je iets terugbrengen?’ Nathans vrijpostigheid was blijkbaar niet besteed aan zijn Europese fijngevoeligheid.
‘Nee, ik wilde alleen maar... een compliment maken...’ Het was de eerste keer dat Nathan onzeker klonk.
‘Dit is Jake Djones,’ onderbrak Topaz hem. ‘De zoon van Alan en Miriam. Hij heeft zich onlangs bij ons aangesloten.’
Gondolfino nam Jakes hand stevig tussen zijn broze vingers en fluisterde: ‘Het is me een genoegen. Het komt allemaal goed. Je ouders zijn geboren overlevers.’
Om de een of andere reden riepen Gondolfino’s woorden een beeld bij Jake op van zijn ouders in de keuken bij hen thuis. In zijn verbeelding waren ze niet meer vermist, maar wachtten ze gespannen op zijn terugkeer. Ze hielden elkaars hand vast en tuurden naar het lege tuinpad. Gondolfino’s stem klonk weer en het beeld verdween.
‘Kraak noch smaak, die moderne kledij,’ mompelde hij binnensmonds, terwijl hij door zijn monocle een blik wierp op Jakes blazer en broek. ‘Ik heb je hopelijk niet beledigd,’ voegde hij er glimlachend aan toe.
‘Nee hoor,’ antwoordde Jake ook met een glimlach. Hij had altijd al de pest gehad aan zijn schoolbroek; hij was warm en jeukte, wat voor weer het ook was.
‘We zullen later iets eleganters voor je zoeken,’ verzekerde Gondolfino hem. ‘Je hebt er het gezicht voor. Bel viso.’
Plotseling begonnen er overal op het eiland klokken te luiden.
‘Tien uur!’ riep Nathan uit. ‘We moeten gaan.’
Ze namen afscheid van signore Gondolfino. Terwijl ze de costumerie verlieten, liet Jake zijn blik over de rekken vol prachtige kleren dwalen. Ze gingen langs dezelfde weg terug, de trappen af en de gangen door naar de statiezaal. Steeds meer gedachten spookten door Jakes hoofd. Het was verrassend dat zo veel mensen zijn ouders kenden, en geruststellend dat ze zo’n hoge dunk van hen hadden, maar telkens wanneer ze ter sprake kwamen laaide zijn angst weer op.
Om eerlijk te zijn kon Jake nog steeds geen wijs worden uit de vreemde organisatie waarvoor zijn ouders al die tijd heimelijk hadden gewerkt. Hij begreep ondertussen wel hoe alles in grote lijnen werkte, maar één dringende vraag was nog niet beantwoord.
‘Ik wil niet dom lijken,’ zei hij toen ze aan het eind van de gang bij een dubbele deur kwamen, ‘maar wat dóén jullie nou eigenlijk? Ik bedoel, waar dient de Geheime Dienst van de Wakers van de Tijd voor?’
Nathan bleef abrupt staan. Topaz ook. Ze draaiden zich om en Nathan keek Jake trots glimlachend aan. Hij knikte en zei: ‘Dat is een goede vraag.’ Toen haalde hij diep adem, trok zijn schouders naar achter en verkondigde op theatrale fluistertoon: ‘Wij waken over de geschiedenis. We zetten ons leven op het spel om de geschiedenis te behoeden.’
‘Dat begrijp ik geloof ik wel,’ hakkelde Jake, die nog niets wijzer was geworden. ‘Maar hoe? Op wat voor manier?’
Topaz schoot hem te hulp. ‘Je hebt waarschijnlijk altijd gedacht dat geschiedenis iets is wat achter ons ligt... voorbij is... verleden tijd?’
‘Dat is toch juist de betekenis van geschiedenis?’ vroeg Jake.
Nathan schudde lachend zijn hoofd.
‘Pas du tout,’ antwoordde Topaz op zachte toon. ‘Absoluut niet. De geschiedenis evolueert voortdurend. Ze is namelijk geen rechte lijn, maar een complexe, steeds veranderende structuur.’
Jake luisterde aandachtig.
‘En omdat de geschiedenis nooit af is,’ vervolgde ze, ‘zijn er altijd mensen die het verloop ervan proberen te veranderen. Ten kwade. Stel dat Tamerlane erin was geslaagd heel Azië te onderwerpen, of dat Robespierre Europa in een politiestaat had veranderd of dat Adolf Hitler de Tweede Wereldoorlog had gewonnen?’ Het was voor het eerst dat Jake Topaz op deze manier hoorde praten. Haar stem klonk ernstig, gedempt. ‘Zoals je op school wellicht hebt geleerd heeft er al té vaak duivels onheil plaatsgevonden. Wat wij doen is de rest van de geschiedenis zo veilig mogelijk proberen te houden.’
Onwillekeurig knikte Jake geestdriftig. Hij keek naar Nathan; zelfs híj zag er nu ernstig uit. Toen keerde de glimlach terug op zijn gezicht en hij sloeg Jake op zijn schouder.
‘Kom, we gaan naar binnen, kijken waar al die ophef over gaat!’ Hij duwde de dubbele deur open en met z’n drieën betraden ze de zaal.
9
Code Paars
De statiezaal was een grote, lichte ruimte met vier reusachtige ramen die over zee uitkeken. In het midden stond een lange vergadertafel met stoelen. Norland was glazen met water aan het vullen, die hij voorzichtig op tafel neerzette.