Jake slingerde zijn schooltas over zijn schouder en klom behoedzaam de auto uit. De man hield hem stevig bij zijn arm beet en tikte op het raampje om de aandacht van de chauffeur te trekken. Het raampje zoefde omlaag.
‘Haal onmiddellijk hare majesteit op.’
‘Komt voor elkaar.’
‘En vergeet juffrouw Saint Honoré niet. Ze is in het British Museum; waarschijnlijk bij de Egyptische oudheden.’
‘Egyptische oudheden.’ De chauffeur met de blozende wangen knikte.
‘En Norland, we hijsen over een uur de zeilen. Stipt. Dus geen uitstapjes naar de bookmaker of een van je andere duistere holen, begrepen?’
De spottende opmerking irriteerde de chauffeur, maar hij verborg zijn irritatie achter een glimlach. ‘Zeilen hijsen over een uur,’ herhaalde hij, terwijl hij het raampje omhoog liet gaan.
Jakes hart bonsde in zijn borstkas. Plotseling golfde de adrenaline door zijn lichaam; hij rukte zijn arm los en ging er in vliegende vaart over het pleintje vandoor.
De lange man reageerde onmiddellijk. ‘Grijp hem!’ bulderde hij naar een groepje kantoormensen dat naar de ingang van de metro liep. Zijn stem klonk zo gebiedend dat ze er geen moment bij stilstonden dat de jongen wel eens onschuldig zou kunnen zijn. Toen ze aanstalten maakten om Jake te onderscheppen, draaide hij zich abrupt om en botste hard tegen zijn ontvoerder op. Er klonk een luid gekraak toen Jakes voorhoofd de kaak van de man raakte.
Jake wist overeind te blijven, maar zijn achtervolger had minder geluk: hij wankelde achteruit, verloor zijn evenwicht en terwijl zijn ogen omhoog draaiden ging zijn paraplu de lucht in, gevolgd door zijn lange magere benen. Met een sierlijke boog landde hij in een grote modderpoel. Zijn hoge hoed rolde omlaag naar de sokkel van het Monument. Vanuit zijn ooghoek zag Jake de paraplu door de lucht tollen, recht op de koepel van St Paul’s Cathedral af.
Hij zette zijn angst van zich af en holde naar de wirwar van lange ledematen en besmeurde kleren. De chauffeur was ontzet uitgestapt en de kantoormensen waren als aan de grond genageld blijven staan.
Jake keek neer op de bewegingloze figuur. ‘Gaat het?’ vroeg hij terwijl hij het ergste vreesde. Ondanks zijn leeftijd had zijn stem een volle, diepe klank.
Eindelijk bewoog het hoofd. Zonder zich nog te bekommeren om de striemende regen kwam de lange man langzaam overeind en streek met een smalle, futloze hand het haar van zijn voorhoofd.
Jake haalde opgelucht adem. ‘Sorry. Ik had niet door dat u achter me liep. Gaat het echt?’ vroeg hij zacht, terwijl hij een hand uitstak om de man overeind te helpen.
De ander negeerde het gebaar en de vraag, en wendde zich tot de chauffeur. ‘Waar wacht je op? Ik zei toch: over een uur hijsen we de zeilen!’ beet hij hem toe, waarna hij zijn venijn verplaatste naar het groepje kantoormensen dat hem aangaapte. ‘Nog nooit iemand zien vallen?’
Zijn toon was zo onvriendelijk dat ze hun weg vervolgden. Ondertussen was de chauffeur weer ingestapt en had de motor gestart. De auto reed weg, sloeg een hoek om en verdween uit het zicht. Jake bleef alleen achter met zijn belager aan de voet van de reusachtige zuil. De behoefte om te ontsnappen was verdwenen. Hij raapte de hoge hoed op, bracht hem weer in model en gaf hem met een onzekere glimlach aan de man.
‘Ik zei toch dat wij de vijand niet zijn,’ mompelde de man met opeengeklemde kaken. Hij ging staan, griste de hoed uit Jakes handen en zette hem op zijn hoofd. ‘Als je me niet gelooft, moet je het maar aan je tante vragen wanneer zij arriveert.’
‘Alweer mijn tante...’ Jake schudde zijn hoofd. ‘Wat heeft zij ermee te maken?’
‘Dat leg ik later wel uit. Nu meekomen!’ De lange man liep naar de sokkel van het Monument, haalde een grote sleutel uit de zak van zijn vest en stak die in een gat dat in de steen verscholen zat. Jake vroeg zich af wat de man in hemelsnaam aan het doen was, toen hij plotseling de bijna onzichtbare rand van een deur zag – een geheime deur aan de voet van de reusachtige zuil.
De man draaide de sleutel om en met een holle klik ging de stenen deur open. In de sokkel brandde een zwak, flakkerend licht. Jakes angst maakte onmiddellijk plaats voor opwinding en hij strekte zijn nek om naar binnen te kunnen kijken. Hij zag een kleine ruimte met een brede wenteltrap van eeuwenoude steen die omlaag voerde.
‘Vooruit! Schiet op!’ blafte de man. ‘Binnen krijg je antwoord op al je vragen. Ook over je ouders.’
Het bloed trok weg uit Jakes gezicht. ‘Mijn... mijn ouders?’ stamelde hij. ‘Wat is er met mijn ouders?’
‘Als je meekomt zul je het weten,’ was het enige antwoord dat hij kreeg.
Jake schudde zijn hoofd en bleef uitdagend staan. Hij haalde diep adem en probeerde zijn stem zo zwaar en intimiderend mogelijk te laten klinken. ‘U kidnapt me in Greenwich Park. U stopt me in een auto... Ze hadden u allang kunnen arresteren. Ik wil eerst antwoord! Om te beginnen: wat weet u over mijn ouders?’