Plotseling was alles weer normaal. Jake stond weer op het dek, met naast zich tante Rose. Er steeg triomfantelijk gejuich op en iedereen begon elkaar te feliciteren.
Charlie wendde zich tot Jake en schudde hem de hand. ‘Ik hoop dat je een voorspoedige reis hebt gehad. Welkom in 1820.’
6
Het verleden komt tot leven
Hoewel de gebeurtenissen van de afgelopen vierentwintig uur Jake hadden uitgeput was hij vastbesloten om wakker te blijven totdat hij zeker wist dat hij de lucht van een andere eeuw inademde. Hij klampte zich vast aan de reling van het schip en tuurde met steeds zwaarder wordende oogleden over het water.
Iedereen behalve de kapitein was naar het benedendek gegaan om te slapen. Rose was een hele tijd naast haar neef blijven wachten, maar toen ze onbedwingbaar begon te gapen had Jake vriendelijk geopperd dat ze beter op een van de comfortabele banken bij de haard kon gaan liggen. Rose had een wollen deken voor hem gehaald, hem op zijn voorhoofd gezoend en was verdwenen, met de woorden dat ze waarschijnlijk toch niet zou kunnen slapen. Een paar minuten later had Jake luid gesnurk gehoord vanuit de hut onder hem.
Met de deken om zich heen geslagen keek hij naar de golvende zee en het vage schijnsel aan de horizon, en hij dacht weer aan zijn ouders. Hij ervoer een vreemde mengeling van emoties. Hij was doodongerust, logisch, maar hij voelde zich ook verraden. Ze hadden tegen hem gelógen, gedaan alsof ze naar een badkamerbeurs in Birmingham gingen, terwijl ze in werkelijkheid niet alleen door Europa hadden gereisd, maar ook door de tijd.
Jake schudde de gevoelens van zich af. ‘Er is vast een verklaring voor,’ zei hij hardop en hij richtte zijn aandacht weer op de zee. Sinds de verdwijning van zijn broer had Jake met vallen en opstaan geleerd zich af te sluiten voor zwartgallige gedachten.
Langzaam maar zeker ging de stevige, frisse wind liggen. Binnen enkele minuten had hij plaatsgemaakt voor een zwoele bries. Een overweldigende slaperigheid maakte zich meester van Jake. Eerst knielde hij neer op het houten dek, een paar tellen later lag hij op zijn zij met zijn schooltas als kussen nog steeds naar het water te staren, en toen viel hij als een blok in slaap.
+++
Op datzelfde moment, op die vroege ochtend in 1820, sloop even buiten het Normandische dorpje Verre een gemaskerde gestalte behoedzaam tussen de sierheggen door naar een imposant kasteel dat in een grote stijltuin lag. Hij bleef in de schaduw staan en keek naar het gebouw.
Een bewaker met een lantaarn deed zijn ronde. De gemaskerde man wachtte tot hij om de hoek van het kasteel was verdwenen, waarna hij steels de oprijlaan overstak en via de blauweregen naar een venster op de eerste verdieping klom.
In de kamer liep een meisje gespannen heen en weer. De indringer opende het raam, sprong de kamer in en rukte het masker van zijn gezicht.
‘Nathan! Godzijdank! Ik dacht dat je het niet zou halen,’ riep het meisje uit, terwijl ze hem bedolf met zoenen. Nathan reageerde niet; hij was het gewend dat jonge vrouwen zich op hem stortten. Hij was zestien, atletisch gebouwd, buitengewoon knap en in zijn ogen lag een onweerstaanbare, zelfverzekerde glinstering. Hij was bovendien volgens de laatste mode gekleed. Hij keek de slaapkamer rond, die was ingericht met een overweldigende hoeveelheid verguldsel en guirlandes van lila zijde.
‘Oeps – stilistische overdaad,’ merkte hij met zijn licht slepende Amerikaanse accent op. ‘Isabella, je toekomstige echtgenoot heeft wel geld maar geen smaak.’
‘Hij zal nooit mijn echtgenoot zijn! Als ik morgen niet uit mezelf voor het altaar verschijn zal hij me ertoe dwingen, zei hij. Met een pistool. En díé afschuwelijke jurk moet ik van hem aan.’ Ze knikte vol weerzin naar een rijkelijk bewerkte trouwjapon op een paspop.
Nathan keek haar ontzet aan. ‘Die man is een monster! Weet hij dan niet dat het empire chemisette helemaal passé is? Je moet hier weg.’
Geruisloos klom hij langs de blauweregen omlaag met de ademloze Isabella in zijn armen alsof ze niets woog.
‘Ik wil trouwen met een man als jij, Nathan, sterk en heldhaftig,’ verzuchtte ze.
‘Isabella, lieve schat, daar hebben we het toch over gehad? Ik zou een vreselijke echtgenoot zijn. Ik ben dan wel onweerstaanbaar, maar ook onbetrouwbaar, onvolwassen, om gek van te worden. Je zou je aan mij vergooien.’ Nathan zette haar op de grond. ‘Snel nu, het wemelt hier van de bewakers.’
Enkele minuten later holden ze over een weiland naar Nathans paard, dat aan de rand van het bos stond te wachten. Plotseling klonk er een stem tussen de bomen.
‘Ik had al zo’n voorgevoel dat je ongehoorzaam zou zijn,’ gromde iemand met een licht Frans accent. Isabella begon te trillen toen er een nors kijkende, corpulente edelman uit de schaduw tevoorschijn kwam. Naast hem stond een wreed uitziende wacht, met de teugels van zijn meesters paard in zijn hand. ‘Dus heb ik voorzorgsmaatregelen getroffen.’