‘Topaz, ik hou van je!’ schreeuwde Jake naar het kleine figuurtje op het dek.
Er volgde een oorverdovende explosie – en Topaz en het schip verdwenen onder hem. Jake slaakte een gil toen hij in zee viel en door de draaikolk werd opgeslokt. De oceaan vulde zijn longen.
Jake probeerde uit alle macht aan de oppervlakte te komen, maar de draaikolk zoog hem de diepte in en trok zijn ledematen alle kanten uit. Eindelijk lukte het hem boven de golven uit te komen. Hij hapte naar adem en voelde de pijn in zijn hand weer.
Toen hij om zich heen keek zag hij vlakbij een houten pallet drijven, dat van het dek was losgeraakt. Hij hees zichzelf erop en liet zich uitgeput op zijn geïmproviseerde vlot vallen. Met grote ogen keek hij om zich heen: hij was helemaal alleen midden op de golvende oceaan. De Lindwurm was spoorloos verdwenen.
Toen de zee weer tot bedaren was gekomen zag Jake niet ver bij hem vandaan nog een levend wezen. Een hond spartelde wild met zijn poten om te blijven drijven. Jake herkende de gehavende, met littekens bedekte kop van Felson, de mastiff.
Toen de hond Jake zag, zwom hij naar hem toe. Hij was halfdood van vermoeidheid.
‘Ze hebben je achtergelaten, hè?’ zei Jake tegen hem. ‘En nu wil je zeker vriendjes zijn?’
Er verscheen een frons op de kop van de hond; hij jankte en stak zijn tong uit om Jakes gezicht te likken. Het blijk van genegenheid deed Jakes hart smelten. Zijn lippen trilden en de tranen stroomden over zijn wangen. Hij hees Felson op zijn vlot en drukte hem stevig tegen zich aan.
‘Oké, dan zijn wij vrienden,’ zei hij zacht.
30
Beloften en geloften
Jake en Felson werden opgepikt door een Vlaamse vissersboot. De vissers hadden een maand lang met sleepnetten op de Noordzee gevist en ze ontdekten het vlot toen ze met een ruim vol gezouten haring van de Doggersbank terugkeerden. Ze gooiden een net uit en hesen Jake en zijn kameraad aan boord.
De blozende mannen, die zangerig Vlaams spraken, zetten het tweetal borden met de heerlijkste vis voor en houten kommen – voor Felson een grote schaal – met een apart soort limonade. Een van hen verbond Jakes hand en liet hem trots zijn eigen littekens zien.
De vissers lachten en maakten grappen, dronken uit kruiken en zongen de hele terugweg zeemansliederen. Ze zetten Jake en Felson af in de haven van Hellevoetsluis.
Jake vond de Aal terug tussen de andere vissersboten in de haven. Met het geld dat Nathan hem in Venetië had gegeven kocht hij brandstof en water voor de terugreis, en in het heldere maanlicht voer hij de Rijn weer op en zette koers naar het zuiden.
In gedachten ging hij terug naar de schokkende gebeurtenissen op de Lindwurm, waarvan de beelden gedurig door zijn hoofd spookten: Topaz’ vreemde gedrag, de confrontatie met Zeldt, het pistool, het gevecht, het vuur, het lot van Mina’s slang – en niet te vergeten Topaz’ verbijsterende onthulling: dat ze Zeldts nicht was, een bloedverwant van het monster zelf.
Zoals Jake op de oceaan door de draaikolk omlaag was gezogen, zo worstelde hij nu met een maalstroom aan tegenstrijdige gedachten en angsten. Hij had vreselijk met Topaz te doen, maar hij was ook ontzet. Zijn uitgeputte geest bestookte hem met vragen. Had ze ooit op vertrouwelijke voet gestaan met haar familie? Als Zeldt haar oom was, wie waren dan haar vader en moeder? Wat had Charlie ook alweer gezegd? Iets over een broer die was verdwenen? En over een zus die nog weerzinwekkender was geweest dan Zeldt? Topaz moest de dochter van een van hen zijn. Maar waarom was ze dan geadopteerd? Jake voelde alleen maar liefde voor Topaz, maar op dit moment werd hij gekweld door de ergste vraag van allemaal: was zij ook besmet met het kwaad van de Zeldts?
Jake werd er hoorndol van en hij besloot het onderwerp uit zijn gedachten te bannen totdat hij tot rust was gekomen en weer helder kon denken.
De volgende ochtend kwamen ze vlak voor zonsopgang in Keulen aan. Voordat hij ervandoor was gegaan om Topaz te redden, had hij tegen zijn ouders gezegd dat ze daar op hem moesten wachten. Het grote plein voor de kathedraal was vrijwel verlaten, op de drie bekende figuurtjes na die bijeengekropen op de trappen van de kade zaten. Eén van de drie, die iets aanvoelde, ging rechtop zitten. Het was Miriam Djones. Toen ze haar dierbare zoon zag, sprong ze een gat in de lucht.
De Djones’, Paolo Cozzo en Felson (die in het begin bedeesd en angstig was, maar zich algauw op zijn gemak voelde bij het gezelschap) vertrokken na het ontbijt via de Rijn naar het zuidelijkste puntje van Duitsland, totdat ze niet meer over het water verder konden.
Ze stopten in het stadje waar Jake op weg naar Kasteel Schwarzheim met Topaz en Charlie had overnacht. Toen ze informeerden hoe ze het best naar Venetië konden reizen werden ze beloond met een onverwachte meevaller. De reizende toneelspelers die drie avonden geleden het publiek in vervoering hadden gebracht met hun Oedipus vertrokken ook naar Italië. Een theatergezelschap dat Commedia dell’Arte heette had in heel Europa juichende reacties gekregen en de spelers hadden besloten naar Florence te reizen om bij hen in de leer te gaan. En ze hadden nog plek op hun twee gammele wagens.