En het pakte allemaal precies zo uit als Edith had gepland. Later vroeg Stoner zich geamuseerd af wat de jonge Edward Frye dacht toen hij bedeesd op de deur klopte en de kamer in werd gelaten die vol dodelijke vijanden leek te zitten. Het was een forse, vrij dikke jongeman, met vage en enigszins stuurse trekken. Hij was bevangen door een verlammende verlegenheid en angst, en hij wilde niemand aankijken. Toen Stoner de kamer verliet, zag hij de jongeman ineengezakt in zijn stoel zitten, met zijn onderarmen op zijn knieën, starend naar de vloer. Toen hij een halfuur later in de kamer terugkwam, zat de jongeman nog net zo, alsof hij zich onder het vrolijk kwetterende spervuur van Edith niet had verroerd.
Maar alles was geregeld. Met een hoge, gemaakte, maar oprecht opgewekte stem vertelde Edith hem dat ‘de jongeman van Grace’ uit een uitstekende familie uit St. Louis kwam – zijn vader was makelaar en had wellicht ooit met haar eigen vader zakengedaan, of in elk geval met haar vaders bank –, dat de jongeman een beslissing had genomen over een trouwerij – ‘zo snel mogelijk, uiterst informeel’ –, dat beiden met hun opleiding zouden stoppen, in elk geval gedurende een jaar of twee, dat ze in St. Louis zouden gaan wonen – ‘een nieuwe omgeving, een nieuw begin’ –, dat ze, hoewel ze niet in staat zouden zijn het semester af te ronden, tot de onderbreking van het semester wel college zouden blijven volgen, en dat ze diezelfde middag, op een vrijdag, zouden trouwen. En was het niet prachtig allemaal? Echt... hoe dan ook.
De bruiloft vond plaats in de rommelige werkkamer van een kantonrechter. Alleen William en Edith waren getuige van de ceremonie. De echtgenote van de rechter, een gerimpelde grijze vrouw met een permanente frons op haar gezicht, was tijdens de ceremonie in de keuken bezig en kwam daar alleen uit tevoorschijn om als getuige de papieren te ondertekenen. Het was een koude, grauwe middag. Het was 12 december 1941.
Vijf dagen voordat het huwelijk plaatsvond, hadden de Japanners Pearl Harbor gebombardeerd. En William Stoner bekeek de ceremonie met een gemengd gevoel dat hij nog niet eerder had ervaren. Net zoals vele anderen in die tijd was hij bevangen door wat hij alleen als een verdoving kon zien, hoewel hij wist dat het een gevoel was dat uit zulke diepe en intense emoties bestond dat hij die niet kon onderkennen omdat daarmee niet te leven viel. Het was de kracht van een algemene tragedie die hij ervoer, een afschuw en treurnis zo alomtegenwoordig dat persoonlijke tragedies en persoonlijk leed op een ander plan belandden, al werden ze versterkt door de onmetelijkheid waarin ze plaatsvonden, zoals de aangrijpendheid van een eenzaam graf versterkt werd door een omringende uitgestrekte woestijn. Met een bijna onpersoonlijk medelijden aanschouwde hij het droevige kleine ritueel van het huwelijk, en hij raakte merkwaardig ontroerd door de passieve onverschillige schoonheid op het gezicht van zijn dochter en door de stuurse wanhoop van het gezicht van de jongeman.
Na afloop van de ceremonie stapten de twee jongelingen vreugdeloos in de kleine sportwagen van Frye en vertrokken naar St. Louis, waar ze nog een ander ouderpaar onder ogen moesten komen en waar ze zouden gaan wonen. Stoner zag hen bij het huis wegrijden, en hij kon zijn dochter alleen maar voor zich zien als een heel klein meisje dat ooit in een verafgelegen kamer naast hem had gezeten en hem met een ernstig welbehagen had aangekeken, als een lieflijk kind dat lang geleden was overleden.
Twee maanden na de trouwerij meldde Edward Frye zich bij het leger aan. Het was de beslissing van Grace om tot de geboorte van haar kind in St. Louis te blijven. Binnen zes maanden kwam Frye op het strand van een eilandje in de Grote Oceaan om het leven, als een van de onervaren rekruten die waren uitgezonden in een wanhopige poging om de Japanse opmars te stuiten. In juni 1942 werd het kind van Grace geboren. Het was een jongetje, en ze noemde hem naar de vader die hij nooit had gezien en van wie hij niet zou houden.
Hoewel Edith, toen ze dat jaar in juni naar St. Louis ging om ‘te helpen’, haar dochter probeerde over te halen naar Columbia terug te keren, wilde Grace dat niet. Ze had een klein appartement, een bescheiden inkomen uit de verzekering van Frye, en haar nieuwe schoonouders, en ze leek gelukkig.
‘Op een of andere manier veranderd,’ zei Edith afwezig tegen Stoner. ‘Helemaal niet meer onze kleine Gracie. Ze heeft veel meegemaakt, en ik vermoed dat ze er niet meer aan herinnerd wil worden... Je moet de groeten van haar hebben.’
XVI
De oorlogsjaren voegden zich als in een waas aaneen, en Stoner onderging ze zoals hij een hevige en bijna onverdraaglijke storm zou hebben ondergaan, met zijn hoofd omlaag, zijn jas dicht, zijn gedachten gericht op de volgende stap en de volgende en de volgende. Maar ondanks zijn stoïcijnse uithoudingsvermogen en de manier waarop hij onverstoorbaar de dagen en weken doorkwam, was hij een hevig verscheurd man. Een deel van hem deinsde met instinctmatige afschuw terug voor de dagelijkse verspilling, de stortvloed van vernietiging en dood die de geest en het gemoed meedogenloos teisterden. Weer zag hij de faculteit leeglopen; hij zag de jongemannen uit de collegezalen verdwijnen; hij zag de gekwelde blikken van degenen die achterbleven, en zag in die blikken het langzame afsterven van het innerlijk, de bittere slijtage van de emoties en toewijding.