Home>>read Stoner free online

Stoner(6)

By:John Williams


Hij had geen vrienden, en voor het eerst in zijn leven werd hij zich bewust van zijn eenzaamheid. ’s Nachts op zijn zolderkamer keek hij soms op van een boek dat hij las en staarde de donkere hoeken van zijn kamer in, waar het lamplicht naast de schaduwen flikkerde. Als hij lang en aandachtig keek, groeide de duisternis aan tot een licht dat de denkbeeldige vorm aannam van wat hij aan het lezen was. En dan voelde hij zich gewoonlijk buiten de tijd staan, zoals hij dat die dag in het klaslokaal had gevoeld, toen Archer Sloane tegen hem had gesproken. Het verleden kwam uit de duisternis tevoorschijn en bleef daar aanwezig, en de doden kwamen voor hem tot leven. En het verleden en de doden vloeiden over in het heden onder de levenden, zodat hij een intens ogenblik lang een dichtbevolkt droombeeld voor zich zag, waarvan hij deel uitmaakte en waaraan hij niet kon ontsnappen, en waaraan hij niet wilde ontsnappen. Tristan en Isolde de Schone liepen voor hem. Paolo en Francesca draaiden rond in de duistere gloed. Helena en de schrandere Paris, hun gezichten zwaar verbitterd, kwamen uit het halfduister tevoorschijn. En hij was bij hen zoals hij nooit bij zijn studiegenoten kon zijn, die van de ene klas naar de andere gingen, die een plek vonden binnen een grote universiteit in Columbia, Missouri, en die achteloos in de buitenlucht van het Midwesten rondliepen.

In een jaar tijd leerde hij genoeg Grieks en Latijn om eenvoudige teksten te lezen. Vaak waren zijn ogen rood en branderig van inspanning en slaapgebrek. Soms dacht hij terug aan degene die hij enkele jaren geleden was geweest en was hij verbaasd bij de herinnering aan die vreemde figuur, bruin en passief als de aarde waaruit die was voortgekomen. Hij dacht aan zijn ouders, en zij waren bijna even vreemd als het kind dat zij ter wereld brachten. Hij voelde medelijden met hen en liefde op afstand.

Op een dag, halverwege zijn vierde jaar aan de universiteit, hield Archer Sloane hem na afloop van de les staande en vroeg hem in zijn kamer langs te komen om met hem te praten.

Het was winter en er dreef een deprimerende laag mist over de campus. Zelfs halverwege de ochtend glinsterden de dunne takken van de kornoeljebomen van de rijp, en de randen van de zwarte klimplanten die tegen de grote zuilen voor Jesse Hall op kropen zaten vol iriserende kristallen die twinkelden tegen de grijze achtergrond. Stoners overjas was zo sjofel en afgedragen dat hij had besloten hem bij zijn bezoek aan Sloane ondanks de vorst niet aan te doen. Hij rilde toen hij haastig het terrein over liep, bij de brede stenen treden omhoog, Jesse Hall in.

Na de kou was de hitte in het gebouw intens. De grijze buitenwereld drong naar binnen door de vensters en de van ramen voorziene deuren aan beide zijden van de hal, zodat de geel betegelde vloer helderder kleurde dan het grijze licht dat erop viel, en vanuit het duister glommen de grote eikenhouten zuilen en de opgewreven muren hem tegemoet. Schuifelende voetstappen maakten een sissend geluid op de vloer en het gemompel van stemmen werd door de enorme afmetingen van de hal gedempt. Schimmige gestaltes verplaatsten zich traag, mengden zich onder elkaar en namen afscheid. En de benauwende lucht rook naar geoliede muren en de geur van natte wollen kleren. Stoner liep de gladde marmeren trap op naar de kamer van Sloane op de tweede verdieping. Hij klopte op de gesloten deur, hoorde iemand roepen en ging naar binnen.

De kamer was lang en smal, en werd door een enkel raam aan het andere uiteinde verlicht. Boekenplanken vol boeken reikten tot aan het hoge plafond. Bij het raam kon nog net een bureau staan, en achter dit bureau, half gedraaid en donker afstekend tegen het licht, zat Archer Sloane.

‘Meneer Stoner,’ zei Sloane droog, half overeind komend en wijzend op de met leer bekleedde stoel tegenover hem. Stoner ging zitten.

‘Ik heb uw papieren bekeken.’ Sloane zweeg even en pakte een map van zijn bureau, die hij met afstandelijke ironie bekeek. ‘Ik hoop dat u geen bezwaar hebt tegen mijn nieuwsgierigheid.’

Stoner bevochtigde zijn lippen en schoof heen en weer op de stoel. Hij probeerde zijn grote handen te vouwen, zodat ze niet zouden opvallen. ‘Nee, meneer,’ zei hij met schorre stem.

Sloane knikte. ‘Goed. Het valt me op dat u hier als student landbouwkunde begon en dat u ergens in de loop van het tweede jaar op letterkunde bent overgestapt. Klopt dat?’

‘Ja, meneer,’ zei Stoner.

Sloane leunde achterover in zijn stoel en staarde omhoog naar het vierkant van licht dat door het hoge kleine raam naar binnen viel. Hij drukte zijn vingertoppen tegen elkaar en keerde zich weer naar de jongeman die stijfjes voor hem zat.

‘Het officiële doel van dit gesprek is u ervan op de hoogte te stellen dat u formeel van studieprogramma zult moeten veranderen, door te verklaren dat u van plan bent uw aanvankelijke studie te staken en aan te geven met welke u eindigt. Dat kost niet meer dan een minuut of vijf bij het inschrijvingsbureau. Dat regelt u zelf wel, toch?’