‘Mevrouw Driscoll, ik... Het spijt me. Het was werkelijk bijzonder onredelijk. Ik vind dat ik daar op een of andere manier verantwoordelijk voor ben. Misschien had ik het moeten onderbreken.’
Nog steeds gaf ze geen antwoord en vertoonde haar gezicht geen enkele uitdrukking. Ze keek hem aan zoals ze in het lokaal naar Walker had gekeken.
‘Hoe dan ook,’ vervolgde hij, nog opgelatener, ‘het spijt me dat hij u heeft aangevallen.’
En toen glimlachte ze. Het was een trage glimlach, die in haar ogen begon en aan haar lippen trok tot haar gezicht met een stralende, vertrouwelijke en intieme verrukking was getooid. Stoner deinsde bijna terug van de plotselinge en spontane warmte.
‘O, het ging niet om mij,’ zei ze, met een lichte trilling van een onderdrukte lach in haar lage stem. ‘Het ging helemaal niet om mij. De aanval was op ú gericht. Die had nauwelijks iets met mij te maken.’
Stoner voelde zich verlost van de last van spijt en bezorgdheid die hij ongemerkt bij zich droeg. De opluchting was bijna lichamelijk, en hij voelde zich licht in zijn voeten worden en enigszins onstandvastig. Hij lachte.
‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘Natuurlijk is dat zo.’
De glimlach op haar gezicht verdween, en even keek ze hem ernstig aan. Toen knikte ze, draaide zich om en wandelde vlug de gang in. Haar lichaam was slank en recht, en ze gedroeg zich onopvallend. Nadat ze was verdwenen, bleef Stoner nog een poosje de gang in kijken. Toen zuchtte hij en keerde terug naar het lokaal waar Walker zat te wachten.
Achter zijn bureau had Walker zich niet verroerd. Hij staarde Stoner aan en glimlachte. Zijn gezicht vertoonde een vreemde mengeling van kruiperigheid en arrogantie. Stoner ging in de stoel zitten die hij enkele minuten eerder had verlaten en keek Walker nieuwsgierig aan.
‘Ja, meneer?’ zei Walker.
‘Hebt u hier een verklaring voor?’ vroeg Stoner kalm.
Met een verongelijkt en verbaasd gezicht keek Walker Stoner aan. ‘Wat bedoelt u, meneer?’
‘Meneer Walker, alstublieft,’ zei Stoner vermoeid. ‘Het is een lange dag geweest en we zijn allebei moe. Hebt u een verklaring voor uw optreden vanmiddag?’
‘Ik weet het niet, meneer. Ik bedoelde het niet verkeerd.’ Hij zette zijn bril af en maakte vlug de glazen schoon. Opnieuw werd Stoner getroffen door de naakte kwetsbaarheid van zijn gezicht. ‘Ik zei dat mijn opmerkingen niet persoonlijk bedoeld waren. Als ik iemand heb beledigd, dan zou ik dat graag aan de jongedame willen uitleggen...’
‘Meneer Walker,’ zei Stoner. ‘U weet dat het daar niet om gaat.’
‘Heeft de jongedame bij u geklaagd?’ vroeg Walker. Zijn vingers trilden toen hij zijn bril weer opzette. Met zijn bril op slaagde hij erin een boze frons te trekken. ‘Echt, meneer, als een student klaagt dat ze zich beledigd voelt, zou dat niet...’
‘Meneer Walker!’ Stoner hoorde zijn stem enigszins overslaan. Hij ademde diep in. ‘Dit heeft niets met de jongedame uit te staan, of met mijzelf, of met iets buiten uw optreden. Ik wacht nog steeds op uw verklaring.’
‘Dan vrees ik dat ik totaal niet begrijp wat u bedoelt, meneer. Behalve...’
‘Behalve wat, meneer Walker?’
‘Behalve als we het eenvoudigweg oneens zijn,’ zei Walker. ‘Ik ben me ervan bewust dat mijn ideeën niet met de uwe overeenkomen, maar heb altijd gevonden dat er niks mis is met meningsverschillen. Ik nam aan dat u volwassen genoeg was om...’
‘Ik zal het u niet toestaan het punt uit de weg te gaan,’ zei Stoner. Zijn stem klonk koel en vlak. ‘Goed. Welk onderwerp van de werkgroep had u opgekregen?’
‘U bent kwaad,’ zei Walker.
‘Ja, ik ben kwaad. Welk onderwerp van de werkgroep had u opgekregen?’
Walker werd stijf vormelijk en beleefd. ‘Mijn onderwerp was “Hellenisme en de middeleeuwse Latijnse traditie”, meneer.’
‘En wanneer hebt u uw verhandeling voltooid, meneer Walker?’
‘Twee dagen geleden. Zoals ik u zei: een paar weken geleden was hij al bijna af, maar ik had een boek aangevraagd dat nog van een andere bibliotheek moest komen en...’
‘Meneer Walker, als uw verhandeling twee weken geleden zo goed als klaar was, hoe kon u die dan, volledig, hebben gebaseerd op het afgelopen week gepresenteerde verslag van mevrouw Driscoll?’
‘Ik heb op het laatste moment enkele veranderingen aangebracht, meneer.’ Zijn stem begon uiterst ironisch te klinken. ‘Ik nam aan dat dat was toegestaan. En nu en dan ben ik van de tekst afgeweken. Het was me opgevallen dat andere studenten dat ook deden, en dacht dat ik dat eveneens mocht doen.’
Stoner onderdrukte een bijna hysterische neiging om in lachen uit te barsten. ‘Meneer Walker, wilt u uitleggen wat uw aanval op de verhandeling van juffrouw Driscoll te maken heeft met het voortbestaan van het hellenisme in de middeleeuwse Latijnse traditie?’