En het lukte hem niet om met haar te spreken over wat hij haar ongelukkigheid noemde. Toen hij dat probeerde, vatte ze zijn woorden op als een aantijging over haar bekwaamheid en haarzelf, en deed ze even stuurs teruggetrokken tegen hem als wanneer hij de liefde met haar bedreef. Hij weet haar teruggetrokkenheid aan zijn eigen gestuntel en nam de verantwoordelijkheid op zich voor wat zij voelde.
Met een aan zijn wanhoop ontleende rust en meedogenloosheid probeerde hij verschillende manieren uit om het haar naar haar zin te maken. Hij bracht cadeautjes mee, die ze onverschillig aannam, soms met wat commentaar over de kosten. Hij nam haar mee uit wandelen en ging in de beboste omgeving van Columbia met haar picknicken, maar ze was snel moe en werd soms onwel. Hij sprak met haar over zijn werk, zoals hij tijdens hun verkering had gedaan, maar haar belangstelling was plichtmatig en lijdzaam geworden.
Hoewel hij wist dat ze verlegen was, drong hij er uiteindelijk zo vriendelijk mogelijk op aan dat ze gasten zouden onthalen. Ze hielden een informele theevisite waarvoor verschillende jongere docenten en universitair docenten van de vakgroep werden uitgenodigd, en ze boden verscheidene kleine diners aan. Op geen enkele manier liet Edith blijken of dat haar beviel of niet, maar ze bereidde zich zo opgewonden en obsessief op de gebeurtenissen voor dat ze tegen de tijd dat de gasten arriveerden half hysterisch was van de stress en de vermoeidheid, al was op William na niemand zich daarvan bewust.
Ze was een goede gastvrouw. Ze praatte zo geanimeerd en moeiteloos met haar gasten dat William haar niet herkende, en in hun bijzijn sprak ze zo vertrouwelijk en blij met hem dat hij er altijd weer door werd verrast. Ze noemde hem Willy, wat hem vreemd genoeg raakte, en soms legde ze een zachte hand op zijn schouder.
Maar als de gasten vertrokken, viel de façade van haar af en werd duidelijk dat ze op instorten stond. Ze sprak verbitterd over de vertrokken gasten, beeldde zich beledigingen en minachting in. Stil en wanhopig somde ze op welke onvergeeflijke fouten ze volgens haar had gemaakt. Ze zat onbeweeglijk te piekeren tussen de troep die de gasten hadden achtergelaten, liet zich daar door William niet uit opwekken en reageerde met vlakke, monotone stem op zijn vragen.
Slechts eenmaal was de façade in aanwezigheid van de gasten weggevallen.
Enkele maanden na de bruiloft van Stoner en Edith was Gordon Finch in contact gekomen met een meisje dat hij tijdens zijn verblijf in New York toevallig was tegengekomen en van wie de ouders in Columbia woonden. Finch had een permanente aanstelling als vicedecaan gekregen en er werd stilzwijgend van uitgegaan dat Finch, als Claremont overleed, de eerste zou zijn die voor het decanaat van de universiteit in aanmerking kwam. Ietwat aan de late kant vroeg Stoner hem en zijn verloofde om ter gelegenheid van zijn nieuwe functie bij hen te komen eten.
Op een warme avond tegen het einde van mei kwamen ze aan in een glimmende zwarte toerwagen, die een aantal explosies ten beste gaf toen Gordon hem vakkundig op de beklinkerde straat voor Stoners huis tot stilstand bracht. Hij bleef toeteren en vrolijk zwaaien totdat William en Edith de trap af kwamen. Naast hem zat een klein, donker meisje met een rond glimlachend gezicht.
Hij stelde haar voor als Caroline Wingate, en ze spraken even met elkaar terwijl Finch haar hielp met uitstappen.
‘Nou, wat vind je ervan?’ vroeg Finch, die met een vuist op de voorbumper van de auto klopte. ‘Een prachtexemplaar, nietwaar? Hij is van Caroline d’r vader. Ik overweeg precies zo’n wagen te kopen, dus...’ Zijn stem stierf weg en hij kneep zijn ogen half dicht. Ongegeneerd en peinzend bekeek hij de auto, alsof hij in de toekomst keek.
Vervolgens leefde hij weer op en maakte grapjes. Hij deed alsof hij een geheim had en legde zijn wijsvinger op zijn lippen, keek steels om zich heen en pakte een grote bruine papieren zak van de voorstoel van de auto. ‘Jajem,’ fluisterde hij. ‘Kersvers. Geef dekking, maat. Misschien slagen we erin het huis te bereiken.’
De maaltijd verliep prima. Finch was vriendelijker dan Stoner hem in jaren had meegemaakt. Stoner dacht eraan hoe hijzelf, Finch en David Masters op die vrijdagen lang geleden na afloop van de colleges samen bier hadden gedronken en met elkaar hadden gesproken. De verloofde, Caroline, zei weinig. Ze glimlachte blij als Finch grapjes maakte en knipoogde. Stoner was op slag bijna jaloers toen hij besefte dat Finch oprecht gesteld was op dit knappe donkere meisje en dat haar zwijgen het gevolg was van een ongeveinsde liefde voor hem.
Zelfs Edith verloor iets van haar gespannenheid. Ze glimlachte ongedwongen en haar lach was spontaan. Finch grapte tegen haar en was vrijpostig op een manier, bedacht Stoner, zoals hij, haar eigen echtgenoot, dat nooit voor elkaar kreeg. En Edith leek gelukkiger dan ze in maanden was geweest.