Home>>read Stoner free online

Stoner(102)

By:John Williams


‘Wat?’ zei Stoner afwezig, en hij draaide zich om naar zijn vrouw.

‘Vanbinnen,’ zei Edith. ‘De dokter zei dat het zich overal heeft verspreid. O, Willy, arme Willy.’

‘Ja,’ zei Stoner. Hij kon zich er niet al te zeer voor interesseren. ‘Nou, je hoeft je geen zorgen te maken. Je kunt er beter niet aan denken.’

Ze gaf geen antwoord, en hij draaide zich weer richting het open raam en zag de hemel donkerder worden, tot er niet meer dan een vage paarsachtige streep op de wolk in de verte over was.

Hij was ruim een week thuis geweest en was juist die middag teruggekeerd van een bezoek aan het ziekenhuis, waar hij wat Jamison met zijn gespannen lachje een ‘behandeling’ noemde had ondergaan. Jamison had de snelheid geprezen waarmee zijn wond was genezen, had zo ongeveer gezegd dat hij het gestel van een veertiger had, en was vervolgens ineens stilgevallen. Stoner had toegestaan dat er in hem werd gepord en geduwd, dat hij op een tafel werd vastgesnoerd, en was onbeweeglijk blijven liggen toen er een enorme machine stil boven hem zweefde. Het was onzinnig, wist hij, maar hij verzette zich niet. Het zou onaardig zijn geweest als hij dat had gedaan. Het was een kleine moeite om te ondergaan, als het hen allemaal zou afleiden van wat ze wisten dat onontkoombaar was.

Geleidelijk aan, wist hij, zou deze kleine kamer, waar hij nu lag en uit het raam keek, zijn wereld worden. Nu al kon hij het eerste vage begin voelen van de pijn, die als de verre roep van een oude bekende terugkeerde. Hij betwijfelde of ze hem weer zouden vragen naar het ziekenhuis terug te keren. In de stem van Jamison had hij afgelopen middag iets afsluitends gehoord, en Jamison had hem wat pillen gegeven om in te nemen voor het geval hij zich ‘ongemakkelijk’ zou voelen.

‘Zou je Grace misschien willen schrijven,’ hoorde hij zichzelf tegen Edith zeggen. ‘Ze is al lange tijd niet meer op bezoek geweest.’

En hij draaide zich richting Edith en zag haar afwezig knikken. Net als hij had zij rustig naar de toenemende duisternis aan de andere kant van het raam zitten kijken.

In de daaropvolgende twee weken voelde hij zichzelf verzwakken, eerst geleidelijk en toen snel. De pijn keerde terug, met een intensiteit die hij niet had verwacht. Hij slikte zijn pillen en voelde hoe de pijn zich weer in de duisternis terugtrok, als een behoedzaam dier.

Grace kwam. En hij merkte dat hij haar, uiteindelijk, weinig te zeggen had. Ze was weg geweest uit St. Louis en had de brief van Edith pas de voorgaande dag bij thuiskomst gevonden. Ze was afgemat en gespannen, en onder haar ogen lagen donkere schaduwen. Hij had graag iets willen doen om haar pijn te verlichten, maar wist dat hij dat niet kon.

‘Je ziet er prima uit, papa,’ zei ze. ‘Prima. Je knapt wel weer op.’

‘Natuurlijk,’ zei hij, en hij glimlachte naar haar. ‘Hoe gaat het met de kleine Ed? En met jezelf?’

Ze zei dat het goed met haar ging en dat het goed ging met de kleine Ed, dat hij komende herfst al naar de brugklas zou gaan. Hij keek haar bijna verbijsterd aan. ‘Brugklas?’ vroeg hij. Toen drong tot hem door dat het moest kloppen. ‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘Ik was vergeten hoe groot hij nu moet zijn.’

‘Hij is heel vaak bij... bij meneer en mevrouw Frye,’ zei ze. ‘Dat is het beste voor hem.’ Ze zei nog iets, maar zijn gedachten dwaalden af. Steeds vaker viel het hem zwaar om zijn aandacht ergens bij te houden. Zijn gedachten dwaalden onvoorspelbare kanten op en hij merkte dat hij soms dingen zei zonder dat hij wist waar ze vandaan kwamen.

‘Arme papa,’ hoorde hij Grace zeggen, en hij richtte zijn aandacht weer op waar hij was. ‘Arme papa, je zult het wel niet makkelijk hebben gehad?’

Hij dacht even na en zei toen: ‘Nee. Maar ik geloof niet dat ik dat gewild heb.’

‘Mama en ik... We hebben je vast allebei teleurgesteld.’

Hij bewoog zijn hand omhoog, alsof hij haar wilde aanraken. ‘O, nee,’ zei hij met lichte nadruk. ‘Je moet niet...’ Hij wilde nog meer zeggen, uitleggen. Maar hij kon niet doorgaan. Hij sloot zijn ogen en voelde zijn aandacht verslappen. Hij zag beelden voor zich, die veranderden, alsof ze op een scherm stonden. Hij zag Edith zoals ze die eerste avond was geweest toen ze elkaar in het huis van de oude Claremont hadden ontmoet: de blauwe jurk, de slanke vingers en het blanke, verfijnde gezicht dat vriendelijk glimlachte, de bleke ogen die voortdurend keken alsof ze blij verrast waren. ‘Je moeder...’ zei hij. ‘Ze was niet altijd...’ Ze was niet altijd zoals ze was geweest. En nu meende hij dat hij onder de vrouw die ze was geworden het meisje kon zien dat ze was geweest. Hij meende dat hij dat altijd had gezien.

‘Je was een prachtig kind,’ hoorde hij zichzelf zeggen, en even wist hij niet tegen wie hij sprak. Er zweefde licht voor zijn ogen, dat vorm kreeg en het gezicht van zijn dochter werd, vol rimpels, zwaarmoedig en vermoeid door de zorgen. Hij sloot zijn ogen weer. ‘In de studeerkamer. Weet je nog? Je zat bij me als ik aan het werk was. Je was heel stil, en het licht... het licht...’ Het licht van de bureaulamp – nu zag hij het voor zich – werd geabsorbeerd door haar leergierige gezichtje dat met de toewijding van een kind over een boek of afbeelding gebogen was, zodat haar gladde huid oplichtte tegen de achtergrond van de schaduwen van de kamer. In de verte hoorde hij de echo van haar zachte lach. ‘Natuurlijk,’ zei hij weer, ‘was je er altijd.’