Home>>read Stil Bloed free online

Stil Bloed(6)

By:Toni Coppers


‘Wat moet u’, blafte Vandevelde nadat ze zich had voorgesteld.

Liese legde uit waar ze voor belde.

‘Ik heb geen tijd voor uw frivoliteiten, mevrouw. Ik heb nog twee lijken op de snijtafel en straks is er voetbal op tv.’

‘U houdt niet van voetbal.’

‘Ik hou ook niet van wijsneuzen. Trouwens, die zaak dateert van drie maanden geleden, ik heb ondertussen al een half dorp versneden.’

Er waren nu ook weer niet zo veel verdachte sterfgevallen in het Brusselse, wist Liese, en de dokter stond bekend om zijn uitstekende geheugen. Gelukkig vond hij zelf dat het lang genoeg had geduurd.

‘Bel me terug over een kwartier, dan vraag ik het papierwerk op’, zei Vandevelde en hij hing op.

Liese maakte enkele aantekeningen, zocht het nummer van de recherche in Oostende op en vroeg naar hoofdinspecteur Lino Borms. Ze hadden destijds samen gestudeerd en hadden in de loop der jaren sporadisch contact gehouden. Borms leek oprecht blij haar nog eens te horen.

‘Liese Meerhout, miljaardedju! Hoe est, meistje?’

‘Dat gaat. En jij? Nog altijd geen Nederlands geleerd, zo te horen?’ Ze lachte.

‘Ach, Nederlands… Ik kan het, hoor, maar je hebt het zo weinig nodig hier aan de kust’, antwoordde Borms.

Ook dat was toen al een belegen grap, herinnerde Liese zich.

‘En commissaris en al,’ ging Borms verder, ‘wie had dat kunnen denken, hé?’

Dat volstond wel aan clichés, vond ze. Ze vertelde hem waarvoor ze belde.

‘Aha. Ja,’ zei Borms na enige aarzeling, ‘de moord op Tom Franssen. We wisten het vanochtend al. Dat de Crim van Brussel het hoofdonderzoek zou doen, bedoel ik.’

‘Je klinkt niet meteen blij, Lino.’

‘Nee, nee, dat is het niet, echt…’ Er viel een stilte, maar Liese weigerde die op te vullen.

‘Onze commissaris’, zei Borms met een zucht. ‘Thierry Coleyne, ken je hem?’

‘Nee.’

‘Hij heeft het niet op pottenkijkers, Liese. Hij heeft het ook niet op vrouwen, zeker niet als ze zijn rang hebben.’ Borms lachte, maar het klonk niet gemeend. ‘Hij heeft het eigenlijk op niemand die niet Thierry Coleyne heet.’

‘Dat wordt prettig samenwerken dan, niet?’

Borms wilde van het onderwerp af. ‘Weet je al waar je gaat logeren?’ Als je iets zoekt, ik denk dat ik je wel goeie prijzen kan bezorgen, er…’

‘Ik heb al iets, Lino, dank je.’

‘Oké.’

‘Ik kom morgenochtend langs op het bureau, ben je er dan?’

‘Ja, natuurlijk, da’s goed.’

‘Lino?’

‘Hm.’

‘Heb jij ook iets tegen vrouwelijke commissarissen die niet uit Oostende komen?’

Borms grinnikte.

‘Nee. En als ze mijn hulp nodig hebben en ze vragen erom, dan zal ik hen zo veel mogelijk helpen.’

‘Da’s fijn om weten, hoofdinspecteur’, zei Liese lachend.

Tien minuten later had ze opnieuw politiearts Vandevelde aan de lijn. Hij klonk iets minder boos, vond Liese, maar daar kon alleen een geoefend oor over oordelen.

‘Arnold Caestecker’, bromde Vandevelde. ‘Met zo’n naam vraag je er gewoon om, volgens mij, maar kom. Wat wilt u weten?’

‘De verwondingen op het lichaam, dokter.’

‘Ja.’

Ze haalde opnieuw diep adem. ‘Kunt u er wat meer over zeggen, behalve “ja”?’

‘Verscheidene verwondingen met een mes in benen en armen en op de borst. Geen steken, alleen maar snijwonden. Duidelijk bedoeld om pijn te doen, niet om te doden.’

‘De man is gefolterd?’

‘Als u het zegt.’

‘Er waren ook brandwonden bij, niet?’

‘Negen, allemaal van sigaretten’, zei Vandevelde. ‘Altijd al gezegd dat roken slecht is voor de gezondheid.’

‘Is er nog iets wat van belang zou kunnen zijn, denkt u?’ vroeg Liese.

‘Zoek naar iemand zonder asbak in huis.’

Een klein jaar geleden had Vandevelde een kind op de obductietafel gehad dat overleden was aan de gevolgen van verregaande mishandeling door de vader van het jongetje. Voor zover Liese zich herinnerde, was dat het enige moment dat de politiearts zijn cynische pantser eventjes had laten zakken, een pantser dat de dokter blijkbaar nodig had om alle goorheid en misère aan te kunnen waarmee hij iedere dag te maken had. ‘Zorg dat u die klootzak te pakken krijgt, mevrouw Meerhout’, had Vandevelde toen met zachte stem gemompeld. Dat had ze niet, trouwens, of in elk geval niet op de manier die zowel de politiearts als Liese had gewild: de man had zelfmoord gepleegd door zich onder een brug te verhangen.

‘Bedankt voor uw tijd’, zei Liese.

‘Het slachtoffer is gedurende langere tijd gefolterd’, voegde Vandevelde er ongevraagd aan toe. ‘Ik schat dat het toch minstens een uur, misschien langer heeft geduurd voordat hij uiteindelijk werd verstikt. Het moet erg veel pijn hebben gedaan, commissaris. Die man heeft echt geleden voor hij doodging.’