‘Er zijn nog andere commissarissen.’
‘Niet zo gek veel, eigenlijk’, zei Sura. Er verscheen een geïrriteerde trek op haar gezicht. Niet overdrijven, dacht Liese. ‘En als de commissaris haar verantwoordelijkheid wil nemen, dan is dat zo. Het is niet dat ze drie maanden wegblijft, hé.’
Een boze Hoogvliet wuifde met een handgebaar haar opmerking weg. ‘Wat een gezeik, zeg, nondedju.’
‘Er is zo dadelijk stafvergadering’, zei Liese. ‘Derhuwé wil snel beslissen. We zien wel wat het wordt, oké?’
Het was niet zo dat commissaris Francis Vermaelen niet goed met haar kon opschieten. Vermaelen lustte zowat al zijn collega’s rauw, Liese inbegrepen. Hij was een harde flik van midden veertig die er een sport van maakte om zijn meerderen te paaien, zijn ondergeschikten te koeioneren en de rest zo veel mogelijk tegen zich in het harnas te jagen. Liese wist dat als ze nog maar een sprankeltje enthousiasme voor de zaak zou tonen, hij er alles aan zou doen om die zelf binnen te halen.
‘De moord in Ukkel’, zei de afdelingschef als opener. ‘Ik ga met jullie snel even door de feiten.’
Terwijl Derhuwé zijn uitleg gaf, dwaalden Lieses gedachten bijna automatisch af naar die donderdagavond, nu een week geleden. De vermoedens, het voorgevoel, de zwangerschapstest. De kleur van het staafje, twee keer na elkaar. De bevestiging bij de dokter de ochtend daarop, en alle heftige en tegenstrijdige emoties die ondertussen over elkaar heen tuimelden en haar regelmatig en letterlijk de adem benamen. En ten slotte de reactie van Simon natuurlijk. Haar Simon, de man met wie ze zo close was geworden het laatste jaar. ‘Het kan niet’, had hij gezegd. ‘Niet voor mij, ook niet voor jou. Het kan gewoon niet, Liese, ik wil het niet.’
‘Liese?’ vroeg Derhuwé. Ze merkte hoe twee paar ogen haar observeerden.
‘Chef?’
‘Ik vroeg wat jouw mening was over de zaak. Of je onze liaison in Oostende wilt zijn.’
‘Liever niet’, zuchtte ze. ‘Het is niet dat we verzuipen in het werk, maar ik heb toch genoeg omhanden.’ Vanuit haar ooghoeken zag ze hoe Vermaelen haar polste, hoe hij haar woorden op hun echtheid probeerde te controleren. Ze besloot er een schepje bovenop te doen. ‘Bovendien…’
‘Wat?’ vroeg Derhuwé.
‘Ik… ik voel me niet zo best, chef. Moe, heel de tijd. Lusteloos. Ik heb er echt de fut niet voor.’
Ze voelde hoe Vermaelen naar het aas hapte.
‘Chef, met respect, maar ik vind dat niet bepaald een professionele reden om een opdracht te weigeren.’ Hij leunde achterover en trok zijn gezicht in de ernstigste plooi die hij vond. ‘Gelijkheid in rechten betekent ook gelijkheid in plichten. Mijn team zit op zijn tandvlees, bij ons verzuipen we wél in het werk.’ Hij gooide haar even een uitdagende blik toe. ‘Ik kan onmogelijk gemist worden, al is het dan maar enkele dagen per week. En moe zijn of lusteloos, het spijt me, daar heeft niemand in mijn team zelfs nog maar de tijd voor.’
‘Dat is dus een nee, Francis?’ vroeg Derhuwé.
‘Het lukt me echt niet, nee, sorry.’
‘Liese?’
‘Liever niet.’
Niemand reageerde. Ze keek haar afdelingschef aan.
‘Moet het echt?’
‘Ik heb niemand anders, vrees ik.’
‘Goed dan’, verzuchtte ze.
Vermaelen klapte zijn notitieboekje dicht en stond op. ‘Als dat alles is, chef?’
Derhuwé knikte. Vermaelen liep naar de deur en draaide zich in Lieses richting.
‘Veel succes in Oostende’, zei hij met een fijne glimlach. ‘Ik heb gehoord dat zeelucht erg goed is tegen de lusteloosheid.’
‘Bravo’, zei Derhuwé toen ze alleen waren. Hij keek quasi geïnteresseerd naar het dossier op zijn desk.
‘Hm?’
‘Ik zei: bravo. Voor je acteerprestatie. Beetje doorzichtig, vond ik persoonlijk, maar Vermaelen is er blijkbaar in getrapt.’
‘Ik heb geen flauw idee wat u bedoelt’, mompelde Liese.
Het volgende uur bracht ze door met het lezen van de processen-verbaal en de getuigenverklaringen rond de moord in Ukkel. Arnold Caestecker, vierenveertig jaar oud, freelancejournalist voor De Standaard, was inderdaad verstikt met een plastic zak. De technische recherche had geen bruikbare vingerafdrukken gevonden. Bij de foto’s in het dossier zat er ook een van het voddenpopje dat naast het lijk was aangetroffen, naast beelden van de plaats delict en van het slachtoffer zelf. Caestecker had er bij leven uitgezien zoals striptekenaars het intellectuele type zouden tekenen, vond Liese: halflang bruin haar dat over de kraag van zijn overhemd viel, een modieuze stoppelbaard, een zwarte hoornen bril. Het autopsierapport leerde haar dat de journalist in redelijk goede gezondheid had verkeerd. De opsomming van de aangebrachte verwondingen op het lichaam bekeek ze vluchtig, maar het was genoeg om te beseffen dat de man erg veel pijn had geleden voordat hij werd verstikt. Ze raadpleegde haar telefoongidsje, toetste het nummer van politiearts Vandevelde in en haalde diep adem. Vandevelde had in de loop der jaren een bijna legendarische status gekregen, maar of dat nu kwam door zijn vakkennis of zijn onwaarschijnlijke onbeschoftheid, daar was Liese nog niet uit. Beide, gokte ze.