Home>>read Stil Bloed free online

Stil Bloed(4)

By:Toni Coppers


Een kwartier later zat Liese in het kleine, rommelige kantoor van haar afdelingschef.

Rudy Derhuwé had nog hooguit een jaar te gaan voor zijn pensioen. Hij werkte daarom niet minder hard dan vroeger, maar je moest toch al met grof geschut aankomen om hem nog nerveus te krijgen. Hij had sinds haar komst bij de moordbrigade een zwak voor Liese gehad, al deed hij zijn best om dat niet te veel te laten merken.

‘Er zijn klachten over je’, zei Derhuwé droog.

‘Is dat zo.’

‘Dat is zo. Je bent regelmatig onbereikbaar.’

‘Ik kom met de scooter naar het werk. Als ik aan het rijden ben, kan ik niet opnemen.’

‘En als ik dan net met een moord zit?’

‘Dan belt u best Vastieux, die zal wel een chauffeur hebben.’

‘Vastieux is ziek. Overspannen.’

‘Echt waar?’

Het was een spelletje, wisten ze beiden: onder het regelmatig terugkerende refrein over Liese en haar Vespa lag een onuitgesproken maar solide basis van respect. Toch was het de afdelingschef niet ontgaan dat er een bepaalde nervositeit in Lieses woorden zat, een hardere ondertoon dan hij gewend was.

Derhuwé zuchtte en legde zijn hand op zijn kruin. Lieses baas had een ietwat speciaal zenuwtrekje: om de zoveel minuten wreef hij voorzichtig met zijn hand over de slierten dun haar die als een pruikje op zijn hoofd lagen. Net als meer mannen van zijn leeftijd had hij het haar op een van zijn slapen zo lang laten worden dat hij er de grote kale plek op zijn kruin mee dacht te kunnen verbergen. Als hij buiten liep en het waaide, dansten die slierten vrolijk heen en weer in de wind, hoeveel haarlak hij er ook op spoot.

‘Bon’, zei de afdelingschef. ‘Vrijdagochtend is in Oostende een man vermoord. Ene Tom Franssen, directeur van het…’ – hij keek in zijn aantekeningen – ‘…het VLIZ, wat staat voor het Vlaams Instituut voor de Zee. Verstikt met een plastic zak.’

Liese keek naar een onbestemd punt achter zijn stoel.

‘Waarom vraag je me nu niet wat dit met ons te maken heeft?’ zei Derhuwé.

‘Wat heeft dit met ons te maken?’

‘Blij dat je het vraagt. De MO van de moord is zo goed als gelijk aan een onopgeloste zaak van ons in Ukkel, drie maanden geleden.’ Derhuwé keek opnieuw in zijn documenten. ‘Arnold Caestecker, een journalist uit… kijk eens aan, uit Oostende. Verstikt met een plastic zak. Bij het lijk lag een popje. Een goedkoop prul, zoiets als dat ding bij Suske en Wiske, Schaballeke.’

‘Schanulleke.’

‘Dat ook. Eenzelfde popje lag naast het lijk in Oostende. Het enige verschil is dat ons slachtoffer gruwelijk gefolterd is voor hij werd verstikt.’

‘Is de zaak voor ons dan?’

Derhuwé knikte. ‘De moord in Oostende staat meer dan waarschijnlijk in verband met de eerste moord in Brussel. De onderzoeksrechter heeft de zaak aan ons toegewezen. Het hoofdonderzoek zit hier, Liese, bij de Crim. Wat betekent dat iemand van ons geregeld naar Oostende moet, als liaison. Iemand die hoog genoeg is, een commissaris of zo.’

‘Ik heb geen tijd’, zei Liese mat.

Haar chef wuifde vermoeid naar de deur.

‘Zorg dat je om twaalf uur opnieuw hier bent. Het wordt Vermaelen of jij, ik heb niet zo snel iemand anders. Een van jullie beiden zal toch moeten gaan, hoor.’

‘Maar waarom wil je in godsnaam naar Oostende?’ vroeg Niels Hoogvliet een kwartier later. Hij tikte met een vinger op een stapeltje dossiers dat op de rand van zijn desk lag. ‘De roofmoord in Molenbeek, de opvolging van dat geval in Jette. Alsof we nog geen werk genoeg hebben.’

‘Iemand moet het doen’, zei Liese. Een flauwe repliek, maar ze had geen zin om meer moeite te doen voor een leugen. Sura kende haar situatie, die zou haar natuurlijk steunen, maar Hoogvliet was kwaad, en terecht: ze hadden genoeg omhanden, er was geen enkele reden om die zaak te willen hebben. In elk geval geen professionele. Ze stond voor het raam en keek naar het aanschuivende verkeer zeven verdiepingen lager. Zou Simon blij zijn als het haar lukte? Vast wel, dacht ze. Hoopte ze.

‘Chef,’ zei Dayez, ‘Oostende, ç’est la côte, da’s niet bij de deur, hé.’ Hij had geroutineerd de onderste la van zijn desk geopend en scheurde zonder kijken de wikkel van een Marsreep.

‘Christophe, als de Crim een quizploeg zoekt, ben jij onze eerste keuze, zoveel is duidelijk.’ Het had veel harder geklonken dan ze bedoeld had. Venijnig zelfs. Dat gebeurde haar de laatste dagen wel meer – alsof er in haar binnenste een vulkaan zat die ze met moeite kon bedwingen.

Niels keek naar Sura. ‘Zeg jij ook eens iets. Je zegt niets, da’s niet je gewoonte.’

Sura haalde de schouders op. ‘Derhuwé wil een commissaris naar Oostende sturen, geen inspecteur of zo. Een beetje powerplay tegenover die jongens van de zee, da’s toch duidelijk.’