‘Magits heeft bovendien verklaard dat jij hem wel ernstig hebt genomen’, had Borms gezegd. ‘Coleyne is in alle staten. Hij kan je bloed wel drinken.’
‘Ik kom meteen langs, Lino.’
‘Dat zou ik niet doen als ik jou was. En niet alleen voor Tango Charlie. De federale recherche van Brugge eist de verdwijning van Laura Magits op. Het is hier op dit moment een zottenkot.’
Liese belde haar baas bij de Crim en legde hem uit dat zij de zaak wilde hebben.
‘Heb je te weinig werk, misschien?’ was de laconieke reactie van Derhuwé. Maar ze kende hem goed genoeg om te weten dat hij niet anders kon dan meegaan in haar argumentatie: de lappenpop linkte de drie zaken aan elkaar. Dat het zeer waarschijnlijk ook het doodvonnis voor Laura betekende, daar wilde Liese niet aan denken.
‘Een grappenmaker kan het moeilijk zijn’, zei Derhuwé. ‘Die pop is toch niet in de pers geweest, hé?’
‘Voor zover ik weet niet.’
‘Hm.’
‘Ik neem contact op met de onderzoeksrechter’, besloot hij even later. ‘Dan zien we wel weer verder.’
Nog een uur later kreeg ze een tekstberichtje van Derhuwé. Ze had zich ondertussen in allerijl gedoucht om toch maar geen oproep te missen en liep net door het appartement te ijsberen toen ze de sms van haar chef zag. ‘Bel Carlens’, gevolgd door het telefoonnummer van de onderzoeksrechter.
Liese wist dat ze zich op glad ijs had begeven door meteen de ontvoering van Laura Magits op te eisen. Voor zover ze van Borms had vernomen, was Thierry Coleyne woest op haar, om nog maar te zwijgen van de collega’s in Brugge, die het zonder twijfel niet apprecieerden dat een commissaris uit Brussel hen zonder overleg wilde passeren. Gelukkig was onderzoeksrechter Carlens een vrouw die haar speurders normaal gesproken steunde en hun een relatief grote vrijheid van handelen gaf.
‘U bent nogal ambitieus, commissaris’, zei Myriam Carlens even later.
‘Dat zegt mijn chef ook al.’
‘Zo ambitieus dat u misschien te veel hooi op uw vork neemt. U hebt niet eens de tijd gevonden om me één enkel pv te sturen over de zaken-Franssen en -Caestecker. Dat kan ik maar matig appreciëren, mevrouw.’
Ai.
‘Sorry,’ begon Liese, ‘ik beloof dat…’
‘Bon’, onderbrak Carlens haar. ‘Ik heb met mijn collega in Brugge overlegd. Ik heb ook de korpschef in Oostende aan de lijn gehad. De drie zaken worden als één onderzoek gezien. U kunt dus verder werken.’
‘Dank u wel.’
‘Er is wel een maar, commissaris. We zijn overeengekomen dat er onmiddellijk een taskforce moet worden opgericht, bij de lokale recherche. Het is dus ofwel permanent en in nauw overleg samenwerken met Oostende, ofwel de zaak rond de verdwijning aan de collega’s in Brugge geven.’
‘Dan kies ik voor het eerste, als u het goedvindt.’
‘Met welke commissaris werkt u daar?’
‘Tang… Thierry Coleyne.’
‘Ken ik niet.’
Lucky you, wilde Liese zeggen, maar ze hield zich net op tijd in.
Toen ze eindelijk bij de Oostendse recherche arriveerde, was het al elf uur. De taskforce bestond, naast Liese en commissaris Coleyne, uit Lino Borms en inspecteur Evy Meyvis. Voordat ze aan de briefing en het verdelen van de taken waren begonnen, had Coleyne haar gevraagd om haar even apart te kunnen spreken. Hij had zich verschanst achter zijn desk in het kleine kantoor, zodat Liese, als ze had willen zitten, geen andere keuze had dan op de enige bezoekersstoel plaats te nemen. Ze bleef staan.
‘U hebt de beslissing van de onderzoeksrechter vernomen, neem ik aan?’ begon Coleyne.
‘Dat ik het hoofdonderzoek leid, bedoel je?’ vroeg Liese. ‘Of dat we vanaf nu goed moeten samenwerken om heel die rotzooi op te lossen?’
Coleyne verwaardigde zich niet daar een antwoord op te geven. Hij had zijn onderarmen op het houten blad van zijn desk gelegd en veegde met zijn rechterhand een denkbeeldig stofje weg.
‘Mag ik weten waarom Steven Magits u heeft gebeld over de verdwijning van zijn dochter?’ vroeg hij. Hij had al twee keer aan de knoop van zijn das gevoeld en evenveel keer de manchetten van zijn hemd onder de mouwen van zijn jasje uit getrokken. Hij was zenuwachtig, zag ze.
‘We hebben enkele avonden voordien kennisgemaakt’, zei Liese.
‘Ah.’
‘Mijn vriend is gastconservator in het Mu.ZEE. Er was een fondsenwervingsavond en de Magitsen waren er ook.’
‘U integreert snel, mevrouw Meerhout.’
Hij had de woorden zo neutraal mogelijk uitgesproken, maar in de staalharde ogen van de man zag ze dat hij het haar nooit zou vergeven: de blamage die hij bij zijn korpschef had opgelopen, had hij op haar conto geschreven. Maar de ontvoering van Laura had Liese een sense of urgency gegeven waardoor ze geen geduld meer had voor dit soort van haantjesgedrag.