‘Hè? Doet hij permanentie?’
‘Soms. Hij wil voeling blijven houden, zegt hij. Wij klagen niet, hoor. Hebben we ook eens een vrij weekend.’
Ze lachte. ‘Geniet er dan maar van.’
Enkele uren later lag Liese met haar hoofd op Simons borstkas en luisterde ze naar zijn gejaagde ademhaling. Ze waren die avond in een restaurantje twee straten verderop beland, hadden niet al te uitgebreid maar best lekker gegeten en waren daarna in een pub een afzakkertje gaan drinken, toen Liese hem een natte kus had gegeven en had gezegd dat ze naar bed wilde.
Nu kuste ze hem zachtjes op zijn borst. Ze rook hem, niet de geur van douchezeep of deo, maar zijn eigen geur, die van zijn licht bezwete huid, zoet en tegelijkertijd metaalachtig. De geur van zoet ijzer, had ze het ooit lachend genoemd. Toen ging ze langzaam over zijn buik, haar mond lichtjes open. Ze was zo dicht tegen zijn huid dat ze haar eigen warme adem voelde. Af en toe likte ze met haar tong en liet ze een streepje vocht achter. Hij wilde haar vastnemen maar dat mocht hij niet, niet nu. Ze wilde niet beminnen, ze wilde seks. Liese boog zich over hem en hield haar handen in de zijne. Ze drukte zijn armen boven zijn hoofd tegen de matras aan. Vervolgens boog ze haar heupen traag naar achter. Ze stopte al toen ze hem nog maar net in zich voelde glijden. Ze hield Simons handen nog steeds boven zijn hoofd geklemd, ze voelde hoe haar handpalmen in de zijne zweetten. Hij wilde haar kussen, maar ze gooide haar hoofd in haar nek en sloot haar ogen. Toen ze zijn hartslag voelde in haar kruis, werd ze nog natter dan ze al was. Liese boog zich zo ver naar achter tot ze niet meer verder kon en hij haar helemaal opvulde. Toen begon ze langzaam op en neer te gaan. Een tijdje later liet ze zijn armen los. Terwijl ze op en neer bewoog plaatste ze zijn handen op haar billen. Hij streelde haar, ging van haar billen langs haar onderrug en weer terug. Toen ze haar hand tussen hen in bracht en zachtjes in hem kneep, begon Simon te schokken. Meteen zodra ze hem voelde, kwam ze zelf klaar. Het leek of van diep in haar binnenste een vloed van kleuren naar boven welde, ze zag rode en blauwe en gele vlakken die door elkaar vloeiden. Toen liet Liese zich boven op hem vallen. Ze waren bezweet, ze lagen beiden zachtjes na te hijgen.
‘Help me’, fluisterde Simon, zonder haar aan te kijken. ‘Je moet me helpen. Ik ben bang, schat. Ik ben er gewoon doodsbang voor.’
‘Dat weet ik toch’, zei Liese. Ze kuste hem vol op de lippen. ‘Dat weet ik toch, Simon.’
Toen hield hij haar zo stevig vast dat ze bijna geen lucht meer kreeg.
Midden in de nacht werden ze wakker. De wind huilde en krijste zoals ze nog zelden gehoord had, de ramen kletterden in hun sponningen. Liese knipte het leeslampje naast het bed aan, maar er gebeurde niets.
‘Wat een lawaai, buiten’, fluisterde Simon.
Liese stond op en keek uit het raam van hun slaapkamer. De kruin van de boom in de tuin sloeg naar alle kanten, en bladeren en stukjes van takken waaiden met harde tikken tegen het venster. Beneden in het tuintje leek het of vandalen er een feestje hadden gebouwd: twee vuilnisbakken lagen omgewaaid op het grasveld, stukjes papier dwarrelden in de wind, en hoopjes huishoudafval lagen her en der verspreid langs het tuinpad.
Liese rilde. Simon was achter haar komen staan en nam haar in zijn armen.
‘Daar heb je hem dan’, fluisterde ze.
‘Wie?’ vroeg hij.
‘Niet wie. Wat. De superstorm.’
‘Gewoon een flinke zomerstorm’, zei Simon. ‘Niks om je slaap voor te laten.’
Beneden op de straat hoorden ze glas breken. Liese liep naar de woonkamer aan de straatkant en keek door het raam naar beneden. Ze kon een klein stukje van de grijszwarte zee zien, een goede honderd meter van het huis. De regen waaide in gordijnen van water over de straat. Er was nergens verlichting. Liese hoorde gekletter in de verte, een bonkend geluid van krassend metaal, en zag even later hoe een groot plastic vuilnisvat tollend over de straat rolde. Ergens dichtbij klonk het blèrende geluid van een brandweerauto. Er was letterlijk geen hond op straat.
‘Laten we doen zoals de echte Britten’, zei Simon. ‘Als het lijkt of de wereld aan het vergaan is, dan ga je rustig aan de keukentafel zitten en drink je een kopje thee.’
‘Zouden die dat ook naakt doen, denk je?’
‘Dat betwijfel ik, maar kom.’
‘Jij hebt geen thee gekocht, De Vere. Onmogelijk.’
‘Ik niet, nee. Maar tante Liz zonder twijfel wel.’ Hij stak zijn hoofd in een van de kastjes onder het aanrecht en verscheen met een doosje Lipton in zijn handen. ‘Ta-raa! En bovendien hebben we een gasfornuis. Als ze dat ook al niet afgesloten hebben, dan kunnen we het op een beschaafd zuipen zetten.’
De gastoevoer werkte gelukkig wel nog, en even later zaten ze zwijgend achter twee kopjes dampende Moroccothee. Liese had enkele grote kaarsen in een van de kasten gevonden en ze op tafel gezet. Het kaarslicht wierp vreemde schaduwen over hen en de voorwerpen in de keuken.