‘Heeft ze gedaan, maar je was waarschijnlijk op weg naar hier en je antwoordde niet. Volgens haar…’
‘…zou dat niet gebeuren als ik met de auto kwam zoals alle anderen, ik weet het, altijd hetzelfde gezeur. Koffie, iemand?’
‘Ik loop wel even mee’, zei Sura.
De automaat bevond zich in een halfopen ruimte aan het einde van de gang, een eindje weg van de recherchekamers, en dat was volgens de meeste speurders niet toevallig: je moest nogal wat gewend zijn om het brouwsel dat uit de machine kwam te proeven en niet luidkeels te gaan vloeken.
‘Misselijk geweest vanochtend?’ vroeg Sura.
‘Nee. Jij?’
Sura glimlachte. Na Simon was zij de eerste aan wie Liese het grote nieuws had verteld. De andere teamleden wisten van niets, en dat wilde Liese voorlopig zo houden.
Sura begon te fluisteren.
‘Hebben jullie nog gepraat, gisteren?’
‘Nee.’
‘En Simon is weer vertrokken?’
‘Ja.’
Ze zag hoe haar vriendin zich op haar bekertje concentreerde.
‘Sorry.’
Liese leunde met haar rug tegen de muur en zuchtte.
‘Hij is gisterenavond teruggegaan naar Oostende, vrijdag komt hij naar huis. Het was “ça va” hoor, echt. Maar we hebben niet gepraat.’
‘En hoe lang duurt dat nog, dat pendelen?’
‘Een goeie maand, zoiets. Dan opent de tentoonstelling.’
‘Van Oostende gesproken,’ fluisterde Sura, ‘je kent inspecteur Casteels?’
‘Die kleine met zijn flapoor?’
‘Uh-huh.’
‘Die zit toch bij Vastieux, niet?’
Sura knikte. Ze wist dat er tussen Liese en haar collegacommissaris Vastieux geen liefde verloren was. Met de meeste andere teamleiders kon Liese wel samen door de deur, maar de hautaine Hilaire Vastieux, fils à papa et très francophone, was andere koek.
‘Drie maanden geleden hebben ze een moord in Ukkel gehad. Op papier was het Vastieux zijn zaak, maar eigenlijk deed Thomas Bras alles.’
Het bekende liedje, dacht Liese. Als het onderzoek met succes werd afgerond had de commissaris het gedaan, als het niets opleverde was het een van zijn speurders geweest. Ze hoopte dat zij op een andere manier met haar collega’s omging. Nee, dat wist ze wel zeker, eigenlijk.
‘Ben je er nog?’ vroeg Sura.
‘Ja hoor, vertel maar.’
‘Officieel loopt het onderzoek nog, maar blijkbaar hebben ze twee keer niks gevonden.’
‘Hm.’
‘Casteels vertelde vanochtend dat de recherche van Oostende aan de lijn hing. Een moord ergens vorige week, dezelfde MO.’
Dat er bij verschillende moorden eenzelfde manier van werken oftewel MO, modus operandi, was, gaf nog geen zekerheid over eenzelfde dader, wist Liese, maar belangrijk was het wel.
‘En?’
‘En niks. Vastieux is al een maand out met een depressie en Bras is weg, dus ze moeten daar aan het zeetje niet veel hulp verwachten, vrees ik.’
Hoofdinspecteur Thomas Bras had twee maanden geleden totaal onverwachts ontslag genomen, herinnerde Liese zich, maar verder wist ze er het fijne niet van.
Sura lachte. ‘Zeg tegen de grote baas dat hij jou naar Oostende stuurt.’
Toen zag ze het gezicht van haar vriendin.
‘Hola,’ zei Sura, ‘niks van! Hé, Meerhout, dat was een grapje, hé!’
Liese nipte van haar beker. Ze slikte en vloekte tegelijkertijd.
‘Jezus, godver…!’
Ze gooide het bekertje in de vuilnisbak naast het apparaat en beende naar de recherchekamer.
Niels Hoogvliet was nergens te bespeuren, inspecteur Dayez hing aan de lijn. Hoewel hij niet echt dicht bij zijn desk zat, drukte zijn buik tegen de rand aan. De jonge Christophe Dayez had last van overgewicht, iets waar hij zich nogal voor schaamde, wist Liese. Ze wist ook dat je met de repen Mars en Twix in de onderste rechterla van zijn desk een half dorp kon voeden.
‘Dayez,’ zei Liese toen hij zijn gesprek had beëindigd, ‘ik heb een cadeautje voor jou.’
‘Voor mij?’
Ze haalde een briefje van vijftig euro uit haar handtas en deponeerde het met een klap op zijn desk.
‘Voor jou. Je mag er alles mee kopen wat je wilt, zolang het maar een Senseo is. Goedkoopste model, zwart, 49 euro. Je kent de Blokker in de Rue de la Poste?’
Dayez knikte zorgelijk.
‘Er is geen haast bij,’ ging Liese verder, ‘zolang het ding hier maar staat voor de werkdag om is.’
Dayez keek nog zorgelijker.
‘Wat is er?’
‘Chef,’ begon de inspecteur, ‘tja, dat mag toch niet meer, een koffiezetapparaat in het kantoor? Voor de brandveiligheid en zo?’
‘Christophe…’
Dayez slikte. Hij had de blik van zijn commissaris gezien.
‘Christophe,’ fluisterde Liese, ‘als ik nog één dag die koffie van op de gang moet drinken, dan gebeurt er iets. Ik weet nog niet wat, maar geloof me, je hebt liever brand.’