Hij liet haar een foto zien die op zijn desk stond, een zwart-witfoto van Oostende in de regen.
‘Deze is genomen tijdens de beroemde storm van 1953. Of de Ramp van ’53, zoals dat heet. Toen zijn er in Nederland en België samen bijna tweeduizend mensen omgekomen.’
Bij Liese kwamen er vage herinneringen aan haar schooltijd opzetten. ‘Het Deltaplan’, zei ze.
Cattrijsse knikte. ‘Meteen daarna zijn ze in Nederland met de Deltawerken begonnen, ja. En ze hebben ze volledig uitgevoerd ook. Bij ons heette dat het Sigmaplan. Maar het grootste deel daarvan ligt dik vijftig jaar later nog altijd op de tekentafel.’
‘En als we vandaag dezelfde storm zouden krijgen als toen, wat gebeurt er dan?’ vroeg ze.
‘Dan krijg je een wateropstuwing van een goeie twee meter. Dan staat Oostende blank, en grote delen van Antwerpen ook.’ Cattrijsse leunde achterover in zijn stoel en ging met zijn vingers door zijn haar. ‘Mag ik het wat beter uitleggen?’
‘Graag, dank u.’ Liese keek met een onschuldig gezicht naar Lino Borms, maar die deed of zijn neus bloedde.
‘Je hebt enkele elementen nodig die tegelijk gebeuren en elkaar versterken. Twee keer per jaar hebben we een superspringtij, dan heb je hoogwater op zijn hoogst, om het zo te zeggen. Daar voeg je een grote storm aan toe uit het noordwesten. Dan is het volume water dat aankomt veel groter, en de storm heeft dan ook tijd genoeg gehad om op volle kracht te komen. Als dat gebeurt, dan woont u liever niet hier, dat kan ik u wel zeggen.’
‘Ik woon hier niet’, zei Liese. Het was eruit voor ze het wist.
Borms kuchte.
‘En dat Vlaamse Baaien-project moet ons daartegen beschermen?’ zei ze snel.
Cattrijsse knikte. ‘Zelfs de meest optimistische voorspellingen over de klimaatopwarming gaan uit van een stijging van minimaal een meter. Wel, dan staat hier alles blank tot in Brugge.’
‘En dus moeten ze wat, eilanden bouwen en zo?’
‘Kunstmatige eilanden om golven te breken, ja. Maar dat is maar een onderdeel van het hele plan, hoor. Je moet bijvoorbeeld ook veel bredere stranden maken, zoals in Nederland. Stranden waarbij je de kustlijn bijna niet meer kunt zien.’
‘Oké.’ Liese deed alsof ze haar notities raadpleegde. ‘Nog één vraag, meneer Cattrijsse. Hoe stond Tom Franssen tegenover dat hele project?’
‘Tom was een voorzichtige man, mevrouw Meerhout. Hij was geen wetenschapper zoals velen hier op het VLIZ, maar hij wist wel dat het klopte. Die klimaatopwarming, bedoel ik. Hij steunde het Vlaamse Baaien-project, maar hij had bedenkingen bij het prijskaartje.’
‘Dat weet u?’
‘Dat weet ik omdat we er een week voor zijn dood nog over gepraat hebben. Hij wilde een bijkomende studie bestellen om alle geplande werken tot in detail te kunnen begroten.’
Ze knikte. ‘Als dat project wordt uitgevoerd, dan verandert het gewoon het uitzicht van de Belgische kust, of is dat overdreven?’
‘Nee hoor, dat kunt u zo wel stellen.’
‘En dus moeten er ook wel tegenstanders te vinden zijn. En mensen die er veel geld mee zullen verdienen.’
‘Zonder twijfel.’
‘Denkt u aan iemand misschien?’
Cattrijsse zuchtte gewichtig en maakte zich een beetje groter dan hij van nature was.
‘O, alleen al met de baggerwerken zijn fortuinen gemoeid. De bedrijven die dat mogen doen, hebben de komende twintig jaar werkzekerheid. En veel kustburgemeesters staan ook niet te springen voor bredere stranden, hoor, om maar te zwijgen van de vastgoedmarkt.’
‘Waarom niet?’
Hij grijnsde. ‘U bent duidelijk niet van de kust, mevrouw Meerhout. Hier willen we met onze voeten in het water zitten. Da’s goed voor het toerisme.’
‘En wat hebben we nu geleerd?’ zei Lino een kwartier later. Ze zaten opnieuw in de wagen, en hij klonk jolig. Die ‘ambetante’ van de Crim had hem geen problemen bezorgd.
‘Zeg jij het maar.’
‘Pfff, dat spel is in ieder geval groot genoeg om bij een aantal mensen op zere tenen te gaan staan’, zei Borms. ‘Je hebt Cattrijsse gehoord, Franssen wilde een bijkomende studie. Misschien stond hij iemand in de weg.’
‘Ja, da’s best mogelijk’, beaamde Liese. ‘En als je in dezelfde lijn verder denkt, dan kan hij Caestecker hebben benaderd en hem gevraagd hebben om een grote reportage te schrijven.’
‘Of omgekeerd’, zei Borms. ‘Caestecker kan op iets fishy zijn gestoten en hij heeft Franssen ingelicht. Waarna Franssen begint na te denken en een extra studie wil bestellen.’
‘Hoofdinspecteur,’ zei Liese, ‘als we bij de Crim een vacature hebben, dan zeg ik dat ze jou moeten bellen.’