Meyvis legde omstandig uit wat het Vlaamse Baaien-project inhield en hoe belangrijk het was voor de Belgische kust.
‘We spreken dan over het aanleggen van kunstmatige eilanden. Van nieuwe stranden ook, enorme stranden zoals in Nederland, honderden meters de zee in. Het gaat om zeer veel geld en…’
‘Het gaat mij vooral om harde aanwijzingen’, onderbrak Coleyne haar. Hij sloeg met vlakke hand op het dossier dat voor hem lag. ‘Er ligt een folder over dat project op de desk van Cattrijsse. Logisch, ze zijn er verdomme mee bezig. En die vermoorde journalist in Brussel wilde er een artikel over schrijven. Wat ook niet abnormaal is.’
Coleyne had met een boze vinger naar Liese gewezen toen hij het over Brussel had, alsof ze hoogstpersoonlijk de stad vertegenwoordigde. Hij had ook al niet overgelopen van enthousiasme toen Liese bondig verslag had uitgebracht over wat ze van Caesteckers vriendin en van zijn hoofdredacteur had gehoord.
‘Ik denk dat we moeten blijven zoeken naar een link tussen beide mannen’, zei Liese. ‘Tussen Caestecker en Franssen. Ze zijn allebei van hier, misschien is er iets in hun verleden wat we over het hoofd hebben gezien.’
Coleyne bestudeerde een manchet van zijn hemd en trok de mouw van zijn pak iets naar beneden.
‘Ik zou graag met de ouders van Franssen gaan praten’, ging Liese verder.
‘Dat is al gebeurd, mevrouw Meerhout. Het verslag steekt in het dossier. Heeft niets opgeleverd.’
Ze wilde geen krachtmeting. Nu niet, in ieder geval. ‘Wat stelt u dan voor?’
Coleyne was een ogenblik verrast, zag ze. Het duurde maar een seconde, maar ze had de blik in zijn ogen gezien en hem begrepen ook: ze wisten allebei dat Liese dat bijkomende gesprek kon forceren, als ze dat wilde, maar dan had Coleyne zijn gezicht verloren in het bijzijn van zijn team.
‘Dat Vlaamse Baaien-project is een piste’, zei Lino Borms voorzichtig. ‘Die journalist had zich gespecialiseerd in schandalen, in doofpotoperaties en dergelijke meer. Als hij dat project wilde aanpakken, dan moet hij misschien iets op het spoor zijn geweest. En Franssen was wel de baas van heel die winkel, hé.’
Commissaris Coleyne dacht een ogenblik na. Toen nam hij een besluit.
‘Goed. Meyvis gaat verder met het VLIZ. Zoek uit hoe dat project rond die Vlaamse Baaien financieel in elkaar zit. Wie er belang bij heeft, wie gaat verliezen, enzovoort. Blomme volgt de lopende zaken op en geeft assistentie waar nodig. Borms, jij concentreert je op het verleden van Franssen en Caestecker. Mevrouw Meerhout kan je vergezellen waar nodig.’
Hij had Liese niet aangekeken toen hij het zei, maar ze wist dat het zijn manier was om haar duidelijk te maken dat ze deze ronde had gewonnen. Ze moest opeens denken aan een boek over Picasso dat ze onlangs had gelezen. ‘Ieder kind is een kunstenaar,’ had de grote schilder ooit gezegd, ‘het is alleen zaak zo lang mogelijk kind te blijven.’ Als ze naar ‘Tango Charlie’ keek, en bij uitbreiding naar alle andere macho’s die ze kende, dacht ze niet dat Picasso dit had bedoeld.
Thierry Coleyne stond op en trok het jasje van zijn muisgrijze pak recht. ‘Ik wil resultaten, mannen. En snel ook. Go!’ Toen liep hij terug naar zijn kantoor.
Borms keek Liese geamuseerd aan. ‘Wat denk je, commissaris, zullen we beginnen met de jeugd van Franssen?’
‘Dat lijkt me een strak plan’, zei ze en ze glimlachte.
Het weer was sinds die ochtend opnieuw veranderd, en dit keer zag het er echt dreigend uit, vond Liese. Het was nog altijd zomerweer, maar de temperatuur was een stuk naar beneden gegaan en grote stukken van de hemel kleurden zwart. Lino had haar naar boven zien kijken voordat ze in de dienstauto stapte.
‘Dat voorspelt niets goeds. Storm, let op mijn woorden.’
‘Ga je nu ook al voor weerman spelen?’
Hij grinnikte. ‘Lach maar.’
‘Dus we gaan naar de ouders van Franssen?’ vroeg Liese.
Hij knikte. ‘Naar Stene. Waar de echte visserie woont. Het is trouwens “ouder”, enkelvoud. Alleen de moeder leeft nog.’ Borms stuurde behendig tussen het drukke verkeer door en nam de weg naar Knokke.
‘Waarom wil je eigenlijk met haar gaan praten? Je hebt de pv’s gelezen. Haar zoon kwam nog één keer per maand op bezoek, op zondagmiddag. Ze wist zo goed als niks over zijn leven.’
‘Gewoon’, zei Liese.
Hoewel ze het zelf een nogal kinderachtig antwoord vond, had Borms geknikt alsof ze Plato had geciteerd. Hij stuurde met één hand en keek met strakke kaken voor zich uit. Hij was zenuwachtig, zag ze.
‘Scheelt er iets, Lino?’
Stilte.
‘Hallo, iemand thuis?’ vroeg Liese.
Borms draaide zijn hoofd even in haar richting. Vervolgens concentreerde hij zich opnieuw op het verkeer.