Home>>read Stil Bloed free online

Stil Bloed(25)

By:Toni Coppers


Toen Liese zich die avond na de douche had afgedroogd, bekeek ze zichzelf minutenlang in de grote spiegel die aan de binnenkant van de badkamerdeur hing. Ze wreef afwezig over haar borsten en merkte dat die een flink stuk groter waren geworden sinds haar zwangerschap. Liese was nooit obsessief met haar lichaam bezig geweest, ook niet toen ze veel jonger en veel onzekerder was dan nu, op haar zevenendertigste. Ze had nooit vreetbuien gehad en ze had zichzelf nooit uitgehongerd omdat een of ander lifestylemagazine of het zoveelste popidool dat had voorgeschreven. Ze ging af en toe joggen in het nabijgelegen Josaphatpark, maar ze gooide zich met evenveel plezier op een uitgebreide maaltijd zonder zich om de calorieën te bekommeren. Ze was niet mager en niet dik, en dat wilde ze het liefst zo houden. Maar één ding was er ook nog veranderd, vond ze. Haar huid voelde anders aan. Ze zag er zelfs anders uit, vond Liese toen ze een beetje dichter bij de spiegel ging staan: haar lichaam straalde, er was iets subtiels aan haar veranderd waardoor het hier, in het gelige licht van haar badkamer, leek of haar huid oplichtte.

Vanuit de woonkamer klonk de vrolijke beltoon van haar gsm. Simon, zag ze, toen ze op de bank neerplofte.

‘Hey lieverd.’

‘Hoi. Alles goed daar in Brussel?’

‘Gaat wel.’ Liese vertelde hem dat ze de volgende dag opnieuw naar Oostende kwam. Lino Borms was zijn belofte nagekomen en had haar over de telefoon uitgebreid gebrieft nadat zijn collega bij het VLIZ was geweest. Het Vlaamse Baaien-project bleek inderdaad iets groots te zijn, maar Cattrijsse had naar eigen zeggen nog nooit van Arnold Caestecker gehoord. De briefing met de Oostendse recherche was gepland voor tien uur de volgende ochtend.

‘Da’s leuk’, zei Simon. ‘Morgen is het al vrijdag, dan kunnen we de volgende ochtend samen terug naar Brussel.’

‘Geen grote plannen maken voor het weekend, hé. Ik wil veel slapen.’

‘Oké.’

Nog iets wat veranderd was, bedacht ze: ze werd veel sneller moe dan voorheen.

‘Zeg eens iets liefs’, zei Liese na een tijdje.

‘Iets liefs.’

‘Uh-huh.’

‘Ik had vanochtend zo’n zin in je. Je liep door de kamer in dat zwarte kanten shortje, dat was zo mooi.’

‘Ik zei “iets liefs”, De Vere, niet “iets geils”.’

‘Heb je al in je tas gekeken?’

‘Was het dat?’

‘Heb je al…’

‘Nee,’ zei Liese, ‘ik heb nog niet eens fatsoenlijk uitgepakt, ik ben nog niet zo lang thuis.’

Haar weekendtas stond nog ongeopend in een hoek van de woonkamer.

‘Wacht even.’

Ze ritste de zwartleren reistas open. Boven op haar kleren lag een kleine ansichtkaart van Oostende. Het beeld was pure retro, een foto die waarschijnlijk ergens in de jaren zestig was genomen. Een vrouw in een rozig badpak, boven op een duin, in volle zomer. Ze loopt naar beneden, over het brede strandpad, naar de schaduw en de koelte. Achter op de kaart had Simon iets geschreven. Enkele regels maar.

Aime-moi,

Car, sans toi,

Rien ne puis,

Rien ne suis.

Verlaine



‘En?’ vroeg Simon.

‘Ja.’ Ze geeuwde. ‘Simon?’

‘Hm.’

‘Ik zie je graag’, zei Liese.





Hier zal het kunnen.

Hier, in deze doodse ruimte waar je stem niet verder zal reiken dan het kille beton van de muren.

Hier breng ik je naartoe.

Je zult bang zijn, natuurlijk. Erg bang. Dat is normaal. Maar nergens zul je armen vinden om in te schuilen. Ik zal je niet kunnen troosten.

Misschien zal je huilen, ook. Nee, daar ben ik wel zeker van, dat je zult huilen. Want spijtig genoeg moet het met jou anders gebeuren dan met de anderen.

Voor jou is er helaas geen snelle dood.

Je zult smeken, en ik zal je niet kunnen helpen.

Want ik ben een man van scherven. Ik woon in de nacht en smacht naar de dag.

Hier zal het dus gebeuren.

Hier zal je bloed verdikken.

Hier zul je stil worden.





6


‘Goed, laat me even samenvatten’, zei commissaris Thierry Coleyne. ‘Tom is vorige vrijdag vermoord. We zijn exact een week verder. Er is geen enkele verdachte geïdentificeerd en er is geen enkele aanwijzing behalve de lappenpop. Ik zou dat een zeer mager resultaat noemen. Hoe zou jij dat noemen, Borms?’

Liese keek de grote tafel in de recherchekamer rond en bestudeerde de gezichten van de speurders. Ze begreep iets niet. Zou ik nu de enige zijn die het vreemd vind dat Coleyne het slachtoffer bij zijn voornaam noemt? dacht ze.

Borms kuchte. ‘We hebben één piste, Tango Charlie. Het Vlaams Instituut voor de Zee.’

‘Dat is sowieso een mogelijke link tussen beide slachtoffers’, zei Evy Meyvis.

Coleyne keek haar koeltjes aan. In zijn blik lag misprijzen, vond Liese. Misschien omdat Meyvis zelfs voor haar doen een beetje overdreven had vanochtend: op haar jeans droeg ze een trui met daarop de getekende kop van een lachende eland. Een eland met grote ogen.